De Bloemendaalseweg in Overveen ter hoogte van de kruising Dompvloedslaan. Links achter de walviskaak de ingang van de blauwselfa- briek Het Anker. Tekening van J.W. van Hasselt, 1816 omgeving maalde de molen Duynzicht ook stijfsel. Een materiaal dat ook in het blekersprocédé werd gebruikt. Vooral kleerblekers gebruikten stijfsel voor het stijven van boorden, manchetten en kragen. Het project, dat het echtpaar zo enthousiast was begon nen, liep blijkbaar op een teleurstelling uit. Vier jaar later, in 1757, verkopen zij de 'fraaye Agtkante Blaauwsel Moolen, genaamd Duynzicht', met al het gereedschap en de inventaris voor 4.000 gulden aan Pieter Mabé en Barend Grevingh. Deze heren zouden enige jaren later ook eigenaar worden van de hofstede Bos en Landzicht aan de Zandvoorterweg te Aerdenhout, waarvan ook de herberg 'De Haringbuys' deel uitmaakte. Frederik, de zoon van Pieter Mabé, werd in 1806 eigenaar en zette de blauwsel- fabricage voort tot 1821. In dat jaar kocht G.H. Prins voor 1.250 gulden de complete fabriek van Mabé en daarna ging het bergafwaarts met de blauwselmolen. In 1848 werd de windmolen afgebroken en drie jaar later volgden de overige fabrieksgebouwen (2). Blauwselfabriek Het Anker te Overveen In 1799 kocht de Haarlemmer Mr. Anthony Pannekoek van de Amsterdammer J. van de Wijk een bescheiden bui tenplaatsje in Overveen dat hij 'Vreedensrust' noemde. Het lag ter hoogte van de tegenwoordige Dompvloedslaan, bij de kruising met de Pernambucolaan en het bestond uit een herenhuis met bijgebouwen, een moestuin en beplan tingen. Op deze gronden bevond zich enige jaren eerder een 'waterrijke kleerblekerij'. Niet zo verwonderlijk, want in de omgeving van de Dompvloedslaan waren in de 17 de eeuw al vele blekerijen gevestigd. Op 7 april 1803 kwam Vreedensrust in handen van het echtpaar Johannes M. Reese en Maria Fockelina van Wijk en zij gingen hun geluk beproeven met het produceren van blauwsel. Aan de zuidkant van de huidige Dompvloedslaan, een stuk van de Bloemendaalseweg verwijderd, stichtten zij een blauwselfabriek. Als Adriaan Loosjes een jaar later langs de blauwselfabriek wandelt, schrijft hij in zijn bekende 'Hollands Arkadia' dat deze nieuwe fabriek met paarde- kracht werkt, bovendien zijn er vijf personeelsleden. De fabriek floreerde echter niet. Op 30 januari 1815 verkocht Reese zijn bezit aan de patriot Isaac Jan A. Gogel. Rijmpje Gogel, een toentertijd zeer bekende Nederlander, bekleed de belangrijke posities. Ten tijde van de Bataafse Republiek en onder koning Lodewijk Napoleon was hij minister van Financiën. Later was hij Intendant-Generaal van Financiën onder Napoleon I. Onder Koning Willem I werd hij tot Staatsraad benoemd. Gogel noemde zijn nieuw verworven bezit 'Het Anker'. Omstreeks 1826 was de blauwselfabriek aan de Dompvloedslaan eigendom van zijn weduwe Catharina van Hasselt, en zijn zoon Jean Martin Gogel. Het complex bestaat dan uit de blauwselfabriek met naastgelegen woon huis, loods, boomgaard, tuin en weilanden tot aan de Delft. Een tekening van de hand van zijn schoonvader J.W. van Hasselt laat ons het inrijhek van Het Anker zien. De prent is voorzien van het volgende rijmpje: 'Al straalt de Zon int Oosten het ziet er somber uit, en schijnt een donker woud dog laten we ons getroosten zoo lang het Anker houd en eer hij daal int Westen, schikt alles zich ten besten'. Toen in 1856 Gogels erfgenamen Het Anker voor 15.000 gulden verkochten aan Jacob Staats Boonen, was het 10 Ons Bloemendaal, 20e jaargang, nummer 3, herfst 1996

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1996 | | pagina 10