Neve ende Arent Pieters, schepenen inde banne van
Tetrode, Aelbertsberghe ende Vogelensanck oirconden
ende kennen als dat voir ons gecomen ende gecompareert
es in eijgenen persoon Gerrit Dircksz.Slinck ende bekende
voir hem ende sijnes erve verchoft ende updragen te heb
ben aen Jacob Marijns een vrije bruijck (recht van over
pad) waer ende noot weg die den voorn. Jacob Marijns sal
hebben met zijn schuijer (schuur) ende huijs over het lant
van de voorn. Gerrit Slinck west op naer den Heerenweg
't sij met wagen, carré, paert of 't voet (te voet)', enz.
(5).
Kern
Als we op de bewaard gebleven plattegrond uit 1599,
gemaakt door landmeter Adriaan Ockersz., deze locatie van
beide eigenaren opzoeken, gescheiden door het genoemde
pad, dan kloppen de beide namen; Gerrit Dircksz. Slinck
op de toekomstige gronden van Sparrenheuvel en Jacob
Arijsz., die aan Marijns de gronden verkocht, op die van
het latere Bloemoord.
De bevestiging dat Jacob Marijns of Marijn vanaf het jaar
1632 als blauwselmaker langs de Bloemendaalseweg is
begonnen, krijgen we twee jaar later. In dat bewuste jaar
zien we hem als een der eerste Nederlands Hervormde lid
maten in Bloemendaal, terwijl de kerk aan het Kerkplein
nog gebouwd moest worden. Dominee Johannes Lubberd,
die op 1 6 april 1634 voor het eerst avondmaal hield in
een schuur in de nabijheid van het grafelijke Huys te
Bloemendaal of Aelbertsberg, achter het meertje van
Caprera, noteerde 26 namen in zijn lidmatenregister. Deze
mensen behoorden tot de kern van de nieuwe gemeente.
Jacob Marijns stond op nummer 21 genoteerd als 'Jacques
Marijn, blauwselmaker in de Buurt'. Marijns echtgenote,
Trijntje Pauwels, kwam na hem als nummer 22. Het valt
op dat onder deze eerste lidmaten veel Vlaamse immigran
ten zijn. In die tijd bedroeg het aantal inwoners voor de
hele ambachtsheerlijkheid bestaande uit de drie dorpen
Bloemendaal, O verveen en Vogelenzang slechts 1033. In
Overveen en Vogelenzang zijn de inwoners dan over het
algemeen Rooms-Katholiek terwijl in Bloemendaal de
meerderheid hervormd is.
Het moet Marijns met zijn blauwselmakerij de eerste jaren
voor de wind zijn gegaan, want op 2 januari 1641 breid
de hij zijn grondgebied uit. Hij kocht van dezelfde erfge
namen van Arijs Jacobsz., die dan uitverkoop houden van
hun vaders blekersgronden, voor 125 gulden een stuk
land achter zijn woonhuis. In deze transportakte wordt
opnieuw zijn beroep genoemd als 'Blauwselmaecker tot
Aelbertsbergh'. We weten dan ook dat zijn buurman aan
de zuidkant, op de toekomstige gronden van
Sparrenheuvel, Floris Jansz. Suijrland is (6).
Barre winter
Veel meer vertellen de archiefstukken ons niet over Jacob
Marijns dan dat hij in de winter van 1658 moest getuigen
voor een vriend bij de Haarlemse notaris Zeger van der
Putten. Zijn vriend, Teunis de Seeuw, van beroep smalwe-
ver, woonde met zijn vrouw Jacomijntje Mettens en vier
kleine kinderen in een huis buiten de Grote Houtpoort te
Haarlem. Zijn huwelijk was stuk gelopen en De Seeuw had
zijn huis samen met zijn vier kinderen verlaten. Na enige
dagen kwam hij terug om de kinderkleertjes te halen die
nodig waren omdat het een barre winter was. Er ontstond
met zijn vrouw een behoorlijke woordenwisseling, maar
uiteindelijk ging de vader met een slede vol kinderkleertjes
terug. Zijn vrouw wilde alimentatie, maar dat vond De
Seeuw wat overbodig daar hij voor de kinderen zorgde.
Zij nam het niet en zocht het hogerop. Zo kwam Jacob
Marijns bij de notaris om de rechten van zijn vriend en
zorgzaam vader te verdedigen (7).
Anthonij van Aelst
Na Marijns komt de blauwselfabriek in bezit van Anthonij
van Aelst. Hij was in Heemstede geboren als zoon van
Antonij Willemsz. van Aelst en Maria Jacobs. Zijn ouders
exploiteerden in de Princebuurt bij De Glip een grote ble-
kerij. Zijn vader was gedurende een aantal jaren schout
van Heemstede. In Haarlem bezaten zijn ouders een
woning in de Barteljorisstraat en ook nog een blekerij-
opstal te Overveen (8).
Na eerder getrouwd geweest te zijn, ging Anthonij op 4
september 1714 een tweede huwelijk aan met de
Bloemendaalse Cornelia Oset. Het huwelijk vond plaats in
de Hervormde kerk aan het Kerkplein (9). Kort daarvoor
hadden zij bij de Haarlemse notaris M. van Cleijnenburg
de akte van huwelijkse voorwaarden laten opmaken. Enige
jaren later maakte dezelfde notaris ook hun testament op,
zodanig dat de langstlevende over de bezittingen kon
beschikken. Cornelia Oset had ook een eerder huwelijk
achter de rug met Jacob Velsen, waarvan zij een dochter,
Elisabeth, heeft. Uit het huwelijk met Anthonij van Aelst
kreeg zij een zoon, ook Anthonij genaamd (10).
Het ging ook Anthonij van Aelst voor de wind met zijn
blauwselfabriek. In zijn tijd floreerden de blekerijen nog
optimaal in Bloemendaal. Het bleken is dan nog steeds de
grootste tak van nijverheid en de talloze blekerijen vindt
men langs de oostkant van de Bloemendaalseweg, de
12
Ons Bloemendaal, 20e jaargang, nummer 3, herfst 1996