De families de Nijs en Bra Op 17 maart 1718 werd de Blauwselfabriek met woning op de reeds genoemde veiling gekocht door de heren Bartel de Nijs Pietersz. en Bartel de Nijs Gillisz. voor de prijs van ruim 5.000 gulden. De familie De Nijs is in ble- kerskringen niet onbekend. Generaties lang bleekten zij het garen en linnen in de omgeving van Haarlem. Bartel de Nijs Pietersz. was op dat moment burgemeester van Velsen en getrouwd met Catharina van Aelst en verwant aan Anthonij van Aelst. Bartel de Nijs Gillisz. was schepen van Bloemendaal en bezat ook een blekerij, ten zuiden van Buytentwist in de zogenoemde 'Dompvloed'. Zijn vader, Gilles de Nijs, is bleker van Camerixdoek (tafellinnen) in Bloemendaal op de blekerij Bleek en Berg. Dit terrein is nu te vinden tussen het Meertje van Caprera en het Provinciaal Ziekenhuis. Onder Velsen bezit hij nog een soortgelijk bedrijf (13). Na het overlijden van Gilles de Nijs in 1730 erfde zijn dochter Josina, getrouwd met Jan Malefijt, de blekerij Bleek en Berg. Zijn bleek onder Velsen liet hij na aan zijn zoon Bartel Gillesz. (14), de eigenaar van de blauwselfabriek. De blauwselfabriek grenst dan aan de Bloemendaalseweg ten zuiden aan de heer Jan van Schuylenburgh (Sparrenheuvel) en ten noorden aan Jacob Maertens en Jan Hendriks (15). Om de materialen bij de fabriek makkelijk te kunnen laden en te lossen, maar ook na bewerking weer te kun nen afvoeren, werd er druk gebruik gemaakt van het laan tje tussen Blauwsellust (Bloemoord) en de hofstede Patna (Sparrenheuvel), toen de 'Laan van Schuylenburgh' genoemd, naar de eigenaar van de hofstede Patna. In de jaren dertig van de 18de eeuw werd dit laantje de 'Hoenderslaan' genoemd. Verkoop In 1728, als Bartel Pietersz. de Nijs is overleden, verkopen zijn erven in de persoon van Jan van den Berg, weduw naar van Catharina Van Aelst, de helft van de blauwselma- kerij aan zijn neef Bartel Gillisz. de Nijs voor 3.392 gul den. Door deze transactie werd Bartel nu alleen eigenaar. Blijkbaar had hij toch wat te hoog gegrepen en kwam hij financieel in de problemen. Een paar jaar later, op 8 mei 1731 verkocht hij weer de helft van zijn blauwselfabriek aan Pieter Bra voor 1.572 gulden (16). Ook deze Pieter Bra was afkomstig van een Bloemendaalse blekersfamilie. De blauwselfabriek wordt dan genoemd: 'Een huis, erve en tuin met was, pak, werkhuis, paardestal en wagenhuis geappropieerd tot een Blauwselmakerije staende en leggen de tot Aelbertsberg in de Buurt. Nogh de helft in een stuk hooij als weijlant met den opstal daer op staende geleegen agter de voorsz. blauselmaekerije, groot drie morgen drie hondert roeden, waervan de heer verkoper de wederhelft toebehoort.' (17). Toen Pieter Bra Marcelis op 1 juni 1783 was overleden, werd hij in het familiegraf bijgezet. Op de steen die pal voor de kansel ligt, staat geschreven: PIETER BRA MARCE LIS OVERLEEDEN DEN EERSTEN EN BEGRAVEN DEN 7 JUNI 1783. Deze steen vermeldt ook de namen van het echtpaar Catharina de Nijs (1750) en Pieter Bra (1779). Laatstgenoemde was de man die samen met Van Sompel in .17 5 9 de nieuwe consistoriekamer aan de kerk had bekostigd. Jan Pierre Sant Martin Op 3 maart 1796 werd er opnieuw van eigenaar gewis seld. De Amsterdammer Jan Pierre Sant Martin koopt dan van de executeuren van wijlen Jacob Lambert Marcelis te Amsterdam, geldschieter van Pieter Bra, de complete blauwselfabriek. Voor de gehele bebouwing, zowel de fabriek als het woonhuis, met een weiland achter de blauwselmakerij betaalde St. Martin 14.300.gulden (18). Op 16 januari 1799 liet hij samen met zijn echtgenote Madelaine Sant Martin hun testament opmaken. Tot erfge namen werden aangewezen de twee dochters uit een eer der huwelijk met Jeanne Pezier (19). De familie Morell In het najaar van 1805 kwam J.P. Sant Martin plotseling te overlijden (20). Zijn executeurs testamentair, waaronder Pièrre Voute, bewoner van het buiten de Rijp en dus de overbuurman, verkopen Blauwsellust op 6 februari 1806 aan Jan Pliilip Morell voor de prijs van 12.000 gulden. Met zijn echtgenote, Cornelia H. van Rees woonde hij in de Koningstraat te Haarlem. Het echtpaar verhuist dan naar Bloemendaal om de blauwselfabriek te gaan exploiteren (21). Voor de vaste en losse gereedschappen behorende bij de fabriek, betaalde Morell 6.000 gulden. Uit de opbrengst van de openbare veiling ging 16.000 gulden naar de geldschieter Voute. De grootte van Blauwsellust is op dat moment 3 morgen-389 roeden met nog een zijtuin van 69 roeden naast de hofstede Voorduin. Verder is er nog een stuk grond van 3.700 m2 dat op 6 juli 1772 door Gecommiteerde Raden van de Staten van Holland aan wijlen Pieter Bra in erfpacht was gegeven (22). Dit stuk grond was gelegen langs de Bloemendaalseweg tussen de Zomerzorgerlaan en Potgieterweg. 14 Ons Bloemendaal, 20e jaargang, nummer 3, herfst 1996

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1996 | | pagina 14