Jeugdherinneringen van Maria Gehrels (1857 - 1 95O Wasserij Gehrels in Overveen Mejuffrouw Maria Gehrels was de dochter van de laatste Gehrels die op de uit de 17 de eeuw stammende blekerij in Overveen het wasserij - bedrijf heeft uitgeoefend. In het archief van Bloemendaal ligt een eenvoudig boekje dat de jeugdherinneringen van Maria Gehrels bevat. Deze bijzondere uitgave kwam tot stand ter gelegenheid van de openingsmanifestatie van het Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem op 1 april 1991. Hieronder volgen enkele frag menten over het leven en werken op de wasse rij anno 1884, op ontwapenende wijze geno teerd door Maria. De dagindeling Vader wekte om zes uur allen om voor het ontbijt alles met hem te regelen en klaar te maken voor het gebruik - zoals het stoken van de ketels, het in orde maken van de stampkuipen met precies de hoeveelheid zeep dis nodig was, het van schoon zand voorzien van de molen, het aan brengen van de netten in de spoel, enz. - zodat na het ontbijt, om acht uur, direct kon worden begonnen. Eerst werden de wassen gesorteerd op wit, bont, wol, vuil en minder vuil en vervolgens naar de verschillende soor ten zoals tafelgoed, keukendoeken en dergelijke. Vervolgens werd alles in de waskuipen gedaan. Dan kwam ook het paard in de molen, om door zijn lopen het rad in beweging te brengen voor de stampers, die, let wel, zó gesteld waren dat zij om en om werkten, zodat het goed gelijkmatig van vuil werd ontdaan. Daarna kwam het goed in de kookketel of bij de wasvrouwen die het nog even nakeken. Wollen goed en tulen gordijnen werden apart behandeld door weer een ander persoon. Ook het was goed met vlekken van vruchten thee of wijn werd afzon derlijke behandeld, op een tafel gelegd om geschouwd te worden en voor verdere behandeling een uurtje in een dun chloornatje gelegd. Dan kwamen de spoelsters: op de knieën liggend in de spoelbakjes, spoelden zij het sop uit het goed in het aangevoerde duinwater dat door het spoel- bassin werd geleid. Daarvoor werd het sluisje opengedaan, waarna het duinwater, gereinigd door de filters die in de sloot lagen, naar binnen stroomde. Na het spoelen werd door het openen van een klep aan de andere zijde het vui le water afgevoerd. Het gespoelde goed werd gesorteerd op berries gelegd, daarna gestijfseld, geblauwd en geperst. Vandaar ging het naar het uitplaklokaal om flink uitgesla gen en netjes recht gelegd te worden, een werkje dat moest gebeuren als het goed nog nat was. Vervolgens werd het in manden gepakt en ging het naar de grote droogloods om daar door droogsters opgehangen te wor den. Was het goed droog dan was het, netjes gevouwen soort bij soort, klaar om als droog toegeslagen was ver zonden te worden. Strijksters Nog even stilstaande bij de verdere behandeling van de was zal ik u laten zien hoeveel arbeidskracht en zorg er aan besteed werd eer die gevouwen en gestreken in de kast gelegd kon worden. Wij beginnen met het sorteren van het goed. Daarna werd elk stuk aan vier zijden gerekt en in pakjes gerold om daarna gemangeld, gevouwen en geperst te worden. Alles precies op de dezelfde maat, waarvoor maatlatjes werden gebruikt. Mochten de dames een andere vouw als gebrui kelijk wensen of moest de linnenkast voor jonggetrouw den worden ingericht, dan ging een van ons even met een latje de maat voor de vouwen nemen. De naam kwam op het latje, zodat elk stuk steeds dezelfde vouw op de juiste breedte had. De strijksters hadden ieder naar bekwaamheid haar taak; er waren leerling-, plat-, fijn- en overhemdstrijksters. Tevoren werd het goed gevocht en ingerild en onder de meisjes verdeeld. De lingerie van de dames was toentertijd zo ingewikkeld dat het vak van het begin af geleerd moest worden. Het was de tijd van de borduursels, stroken en batisten kindermutsen en de tijd waarin alle kinderen gekleed waren in heldere katoenen jurkjes met pofmou wen, terwijl ook de dames linnen of zefir japonnen droe gen. Dan waren er nog de chemises met Valenciennes kant, de broeken met stroken en de onderjurken met twee of drie hoge stroken. De gordijnen hadden eveneens stro ken en waren bovendien versierd met een klein hoofdje dat gepijpt moest worden, waarvoor een zogeheten pijp- schaar werd gebruikt. Elk soort bij elkaar werd het goed op een rek gehangen om door de hoofdstrijkster - weer met behulp van een maatlatje - gevouwen te worden. Bovendien werd alles nagezien of er geen knoopje of anderszins aan mankeerde. Was dat het geval dan werd erop dat stuk een speld gestoken, terwijl de kapotte doe ken in een apart pakje gedaan werden zodat de dames niet alles zelf behoefden na te zien. De fijnstrijkster streek alleen maar overhemden met stijve 18 Ons Bloemendaal, 20e jaargang, nummer 3, herfst 1996

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1996 | | pagina 18