ziekenhuis Gütersloh ontwikkelde 'actieve therapie'. Deze behandeling werd gezien als een middel om de gezonde hersencentra te stimuleren. Arbeid was daar een middel toe, naast het beoefenen van zang, dans, gymnas tiek en spelen. Aldus zou de aanpassing van het individu aan de sociale omgeving, bij krankzinnigen verstoord door aantasting van de hersenfuncties, weer kunnen verbeteren. Naast deze systematische stimulering, was uitgangspunt dat men voor de geesteszieke een bijzonder milieu moest scheppen: 'een nieuwe, kleine maatschappij waar hij niet telkens in botsing komt men niet begrijpende medemen- schen' 'een proefmaatschappij' waarin 'wij de fouten vermijden die de buitenwereld, de koude, de kille, de ruwe, de onwetende maakte'. Door in een beschermd milieu gestimuleerd te worden, zou het vaak mogelijk zijn de stap naar de maatschappij weer te kunnen zetten - dan wel zich binnen dit asiel beter op zijn gemak te kunnen voelen. Enkele produktiecijfcrs in 1929 16 kruiwagens 44 badroosters Mattenmakerij 20 broeiramen werkzaam: 63 patiënten 34 banken mattenvlechterij 6.493 matten 14 bedkastjes 43 doodskisten Weverij 15 kasten Werkzaam: 29 verpleegden 5 trappen 1.692 mtr ongebleekt katoen 8 tafels 1.276 st. handdoeken 59 voetenbankjes 22 st. theedoeken enz. 90 st. kleedjes kussenovertrekken 179 st. koehaar kleedjes kussens Schilderswerkplaats 84 st. tasschcn Werkzaam: 13 patiënten Schilderen van de nieuwe Betonwerk afdeling 'Landhuis', van Werkzaam: 8 verpleegden diverse andere afdelingen 4.211 granito vloertegels en van meubilair. 460 betonpalen 263 betonplanken Wasserij enz. Werkzaam: 148 patiënten 1.344.573 stuks (464.256 kilo was- Timmermanswerkplaats goed) Werkzaam: 11 verpleegden 23 mattenvlecht-tafels 2 weefgetouwen Bezuinigingen De situatie die Van der Scheer aantrof maakte zijn taak niet gemakkelijk. De tijden waren moeilijk. Ingrijpende bezui nigingen waren noodzakelijk en er moest gereorganiseerd worden om met minder personeel te kunnen werken. Maar door zijn dynamische persoonlijkheid en zijn door tastend optreden, gepaard met een bekwaam en scherp inzicht in de noodzakelijke maatregelen, wist hij dit er goed van af te brengen. Weliswaar bezuinigde hij ingrij pend op het aantal verpleegkundigen, de technische dienst, het transport en de wasserij, maar de arbeidsthera- pie werd juist uitgebreid. Oude werkplaatsen werden opnieuw opgezet en nieuwe ingericht. Zo kon men beschikken over een xnattenmakerij en een borstelmakerij, er was een weverij, een betonwerkplaats, een cartonnage- werkplaats, een boekbinderij en een speelgoedatelier. Ook voor degenen die niet in zo'n werkplaats konden werken, werd aan werkgelegenheid op de eigen afdeling op allerlei wijzen uitbreiding gegeven. Hij voerde niet alleen nieuwe soorten arbeid in, maar hij zag ook kans, vaak tegen het scepticisme van de oudere verpleegkundigen in, vele patiënten van wie men aannam dat er niets mee te begin nen viel toch aan het werk te krijgen. In het gedenkboek uit 1949 schrijft men hier over: 'Tientallen patiënten met wie voorheen niets te beginnen was, waren tot arbeidzame mensen opgevoed. Ook patiënten, die volgens getuigenis vooral van de oudere en mannelijke verplegenden onder geen beding konden wor den verlost uit hun afzonderingskamertjes of permanente baden, moesten kost wat kost worden samengebracht in speciaal daartoe ingerichte afdelingswerkplaatsen, om daar onder leiding van een paar verplegenden bezig te worden gehouden. Des avonds moest het verplegend personeel zich eveneens met deze patiënten bemoeien door ontspan ning op de afdelingen. Het beginsel dat zelfs in de ergste patiënt nog een restje sociaal gevoel aanwezig is, dat, zorgvuldig aangekweekt kan leiden tot een levenshouding, die deze mensen weer als sociaal wezen met anderen kan doen verkeren, leidde tot een vorm van behandeling, die geheel afweek van wat tot die tijd gewoonte was geweest.'. Niet alleen voor dit ziekenhuis, maar ook voor de gehele Nederlandse psychiatrie wordt Van der Scheer van baanbrekende betekenis geacht. Zijn publikatie uit 1933 bevat overigens tal van elementen die ook voor de heden daagse psychiatrie nog een inspiratiebron kunnen zijn. Dit te meer omdat men thans duidelijk beseft hoe zeer een zinvolle arbeid en dagbesteding voor patiënten van belang zijn om zich in de samenleving te kunnen handhaven - al betekent dit nog niet dat men de hiervoor vereiste finan ciën beschikbaar stelt. P.J.B.A. DE NATRIS (Frederik van Eeden Stichting) en P. van Twuyver (Psychiatrisch Ziekenhuis Amsterdam) 30 Ons Bloemendaal, 20e jaargang, nummer 3, herfst 1996

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1996 | | pagina 30