Ewald Bispinck mede-firmant bij de firma, die vanaf dat
moment de firma Bispinck Kundert zou heten.
In 1868 kocht Ewald Bispinck 'Sparrenheuvel' voor
25.000 gulden. Als buitenplaats, want 's winters woonde
het echtpaar in Amsterdam. Alleen de zomermaanden
bracht men in Bloemendaal door en in het voorjaar ver
huisde de familie, waarbij het nodige aan huisraad werd
meegenomen.
Per schip - trekschuit - ondernam men een hele tocht, van
de woning aan het Rokin, via Halfweg, waar op een ande
re schuit werd overgestapt, de Amsterdamse Vaart, het
Spaarne, de Jan Gijzenvaart en de Delft naar het kleine
steigertje aan de grote vijver achter Sparrenheuvel.
In 1890 besluit de familie voortaan het hele jaar op
Sparrenheuvel door te brengen.
De stoomgarenfabriek
In 1875 valt het besluit tot de bouw van de stoomgarenfa
briek. Ewald Bispinck wilde niet langer afhankelijk zijn
van leveranciers en nam daarom zelf de produktie van
onder meer garen en breiwol ter hand. Het werd een heu
se fabriek, met ketelhuis, een hoge schoorsteen en een
machinehal.
Bijzonder hierbij is dat Bispinck er niet voor terugdeinsde
deze fabriek, in de volksmond 'De Garenklos' genoemd,
op zijn eigen, schitterend aangelegde landgoed
Sparrenheuvel te laten bouwen.
Ruwe garens, die van de spinnerijen werden betrokken,
werden in de fabriek gebleekt, geverfd, getwijnd en afge
werkt tot witte en gekleurde breiwol op strengen, haakga-
rens op kluwen en naaigarens op klosjes of kaartjes.
Werkomstandigheden
De werkomstandigheden op de fabriek van Bispinck zijn
vrij nauwkeurig beschreven. Een Staatscommissie, ingesteld
bij wet van 1890, heeft in die tijd een enquête gehouden,
waarbij eigenaren en personeel van fabrieken werden
gehoord om te controleren of de wet op de arbeidstijdver
korting (naar tien uur per dag) werd nageleefd. Deze
commissie bezoekt ook de twee enige fabrieken in
Bloemendaal, behalve deze stoomgarenfabriek ook de
Stoomblekerij en -wasserij van Willem van Dieren Bijvoet.
Het verslag van de interviews in beide fabrieken is inte
graal afgedrukt in het boek 'Bloemendaal 350 jaar kerk en
dorp' van Bert Sliggers. Daarin valt te lezen hoe gehoord
worden Ignatius Ewaldus Bispinck, oud 31 jaar, en
Martina Maria van der Linden, oud 25 jaar, windster van
haakkluwen. We ontlenen daaraan een korte passage waar
in zowel de vragen van de commissie als de antwoorden
van Bispinck de sfeer van die tijd ademen.
Vraag Stelt gij de voorwaarde, dat een meisje, om bij u te kunnen
komen, de school moet hebben afgeloopen?
Antwoord Neen, maar de meesten zullen dat wel gedaan hebben, want
lezen en schrijven kunnen zij allen. Ik vraag alleen een
geboortebriefje.
Vraag Hoofden van scholen hebben er over geklaagd, dat kinderen,
die naar fabrieken gaan, zoo dikwijls de school verlaten,
vóórdat zij haar geheel doorloopen hebben. Vergewist gij u
daaromtrent wel eens?
Antwoord Als 't toevallig uitkomt; maar ik meen, dat het niet bepaald
mijn roeping is om daarnaar een onderzoek in te stellen.
Vraag Zijn de meisjes niet meestal uit Haarlem?
Antwoord Ja.
Vraag Is dit toeval?
Antwoord Ik geloof het wel.
Vraag Zou het niet ook daaraan kunnen liggen, dat de
Bloemendaalsche bevolking de meisjes niet naar de fabriek
wil zenden, terwijl in Haarlem, een grootere stad, dat ver
oordeel niet zoo sterk is?
Antwoord Dat kan wel zijn.
Verkoop van de fabriek
Ewald Bispinck overleed in 1895. Zijn twee zonen,
Constant en Ignatius, volgden hem op. Niet voor lang,
want de groeiende concurrentie van de Engelsen leidde in
1899 tot het besluit de fabriek voor 27.600 gulden te ver
kopen aan de N.V. Eerste Nederlandsche Electriciteits
Maatschappij (ENEM). De winkel in Amsterdam sloot de
deuren in 1914.
Van stoom naar stroom
De eerste elektriciteitsbedrijven in Nederland werden door
particulieren gesticht. Bloemendaal had in 1899 de pri
meur voor Noord-Holland en sloeg de fase van gaslicht
volledig over.
Een kleine centrale voor het opwekken van gelijkstroom,
met behulp van een locomobiel met turbogelijkstroomdy-
namo, werd ondergebracht in een houten gebouwtje nabij
de eerste afnemer, Hotel Duin en Daal. Later in datzelfde
jaar verhuisde de centrale van de ENEM naar de fabriek
van Bispinck aan de Korte Kleverlaan. De ENEM en de in
1904 opgerichte KEM (Kennemer Electriciteits
Maatschappij) gaan in 1917 op in het PEN, tegenwoordig
Energie Noordwest geheten.
Andere bestemmingen
In 1987 wordt De Garenklos oftewel het PEN-gebouw
afgebroken. Veel protest is er niet tegen deze sloop. Een
onderzoek naar een alternatieve bestemming heeft geen
resultaat. De fabriek maakt plaats voor een acceptabel
appartementencomplex met 36 woningen naar een ont
werp van architectenbureau ir. P. Jansen. Jammer alleen
Ons Bloemendaal, 20e jaargang, nummer 3, herfst 1996
33