Blekerijen en blauwselfabrieken in Bloemendaal
Als men iemand vraagt wat een blauwselfabriek is, dan komt er meestal geen antwoord.
Niet zo verwonderlijk, want in de gemeente Bloemendaal behoren deze fabrieken reeds lang tot
het verleden.
Vanaf de zeventiende eeuw tot het midden van de vorige
eeuw waren ze de leveranciers van blauwsel, een produkt
dat werd gebruikt bij het bleekproces op de toen talrijke
linnen- en garenblekerijen rondom Haarlem. Het blauwsel
gaf aan het linnen en garen een extra witte kleur. De wat
oudere lezers zullen zich ongetwijfeld nog wel het beken
de zakje 'rackits-blauw' herinneren dat grootmoeder bij de
was gebruikte.
Gezicht vanaf het hoge duin achter de Bloemendaalseweg op de stad
Haarlem in de 17e eeuw. De hoge bult links is de droogberg ter hoogte
van de Busken Huetlaan met op de achtergrond de twee topgevels van ble-
kerij, later herberg, 'De Knip'. De bebouwing in het midden staat op de
gronden van De Beek. Rechts is zeer waarschijnlijk het herenhuis van het
buiten 'Clercq en Beek'. Schilderij van Jan van Kessel, Koninklijk
Museum van Schone Kunsten te Brussel.
Het bleken van linnen en garen is eveneens een uitgestor
ven beroep. Vanaf het einde van de 16de eeuw tot de
19de eeuw was het de grootste tak van nijverheid in
Bloemendaal. De blekerijen evolueerden daarna geleidelijk
tot de tegenwoordige wasserijen. Er werd in Bloemendaal
al heel vroeg gebleekt, zeker al in 1494 en waarschijnlijk
eerder. Dit beroep werd hier dan op kleine schaal uitgeoe
fend. Dat werd anders aan het einde van de 16de eeuw.
Toen in 1585 de Zuidelijke Nederlanden door oorlogsge
weld, geloofsvervolgingen en economische achteruitgang
werden geteisterd, hielden vele Vlamingen het voor
gezien. Na de val van Antwerpen vluchtten zij in groten
getale, onder andere naar de rustige en tolerante
Noordelijke Nederlanden. Onder hen waren vaklieden uit
verschillende ambachten, zoals een flink aantal blekers.
Deze blekers, waaronder een aantal met grote vakkennis
en ondernemings
geest, vestigden zich
onder andere in de
omgeving van
Haarlem, met name
in Heemstede,
Bennebroek,
Bloemendaal,
Overveen en Velsen.
Op de vlakke, water
rijke veenweiden
achter de duinen
legden zij hun bleke
rijen aan en gaven
zij de bestaande
bleeknijverheid een
grote impuls. Zo
zelfs, dat in de
zeventiende eeuw
deze tak van nijver
heid internationale
bekendheid genoot onder de naam van 'Haarlemmer
bleek'.
Bleken en blauwen
Op de bleekvelden die doorsneden waren met gietsloten,
waarin het helder kwelwater uit de duinen stroomde,
bleekte men zowel garen als geweven linnen. Het vuile,
grauwe linnen of garen onderging tijdens het bleekproces
vele behandelingen zoals logen en wassen, en daarna het
besproeien met helder water buiten op de velden. Een van
de laatste behandelingen was het zogeheten blauwen. Dit
blauwen vond plaats in het blauwselhuis op de blekerij. In
grote, met water gevulde kuipen voegde men het blauwsel
toe en dompelde men het linnen of garen in dit mengsel
zodat het na dit proces een extra helder witte kleur kreeg.
8
Ons Bloemendaal, 20e jaargang, nummer 3, herfst 1996