Na al deze behandelingen werd het linnen tenslotte
gedroogd, verpakt en verzonden tot ver over onze gren
zen.
Blauwselfabrieken
Waar zich blekerijen bevonden, ontstonden ook blauwsel-
makerijen. Men vond dan ook een 'blauwselfabriek' in
Haarlem zelf, in Heemstede (1), in Velsen, en drie in
Bloemendaal. Maar er zijn ook blauwselfabrieken bekend
in de Zaanstreek, in Dordrecht en in Rotterdam.
Het blauwsel dat de blekers in hun procédé gebruikten,
betrokken zij grotendeels van de lokale blauwselfabrieken.
De produktie van het blauwsel verliep in twee fasen. In
Duitsland, voornamelijk in Saksen, werd het ruwe blauw
sel, 'smalt' genaamd, uit de (kobalt)erts bereid, waarna
transport naar Nederland plaatsvond. In Nederland werd
het ruwe blauwsel in de plaatselijke fabriekjes verder
De rosmolen van wasserij - bleker ij Gehrels te Overveen ca. 1915. Al
lopende bracht het paard het rad in beweging waardoor de energie werd
overgebracht naar het bewegende doel. Ook op het Bloemendaalse
Blauwsellust was zo'n rosmolen aanwezig om de maalstenen in beweging
te brengen.
bewerkt. Het werd gemalen, gezuiverd en op grootte
gesorteerd door middel van verschillende zeven.
Het malen in de fabriek gebeurde door middel van een
wind- of rosmolen waar zware molenstenen het glasharde
ruwe kobalt tot poeder vermaalden. Had de fabriek geen
windmolen, maar een rosmolen, dan werden de molenste
nen bewogen door een of twee paarden die steeds rondjes
liepen om een houten spil en zo voor de energie zorgden.
Als het blauwsel voor gebruik klaar was, werd het verpakt
in houten kisten of tonnen en van een klassificatiemerk
voorzien. Daarna vond het zijn weg naar de bleker.
W. van der Wuurst schrijft in zijn 'Natuurlijke en oordeel
kundige beschrijving der verfwaren' in 1819: Het blauw
sel heeft alleen zijnen oorsprong uit het mineralenrijk; en
men kan de cobalt, die men in de zilvermijnen van
Hongarije, Zevenbergen, Stiermarken en Carniole, in
Saksen, Bohemen, Nederduitschland aan de Rijn en
Noorwegen vindt, als de moeder van hetzelve aanmerken'.
Blauwsel werd niet alleen op de blekerijen gebruikt, maar
ook in de papiermakerijen om blauw papier te maken. De
linnenblekers gebruikten dit papier voor het inpakken van
het gebleekte linnen. Als kleurstof werd blauwsel ook
gebruikt door (kunst) schilders en in de keramiekfabrieken
voor het beschilderen van porselein, majolica, enzovoort.
Fabrieken
In de gemeente Bloemendaal, waar de blekerijenconcentra
de het grootst was, waren drie van deze fabrieken: een in
Aerdenhout, een in Overveen en een in Bloemendaal.
In Aerdenhout was het de molen 'Duynzicht' die in de
achttiende eeuw blauwsel produceerde. Het was een echte
windmolen die in de omgeving van de tegenwoordige
Oscar Mendliklaan stond.
In Overveen was er een blauwselfabriekje, 't Anker'
genaamd, in de omgeving van de huidige
Dompvloedslaan.
In Bloemendaal stond de blauwselfabriek 'Blauwsellust',
gelegen naast de hofstede Sparrenheuvel in de zogenoem
de 'Voorbuurt'. Nu staat op deze plek huize Bloemoord,
waar thans de WOB (Welzijn Ouderen Bloemendaal) is
gehuisvest.
BI a u wse I m o I e n Duynzicht te Aerdenhout
Thomas Buyssant en zijn vrouw Femina van Dalen richtten
in 1753 een blauwselfabriek op in het bosachtige lage
duin te Aerdenhout. De molen die het blauwsel tot poeder
vermaalde stond op de hoek van de tegenwoordige Oscar
Mendliklaan en de Schulpweg te Aerdenhout en wordt
beschreven als 'een fraaie, achtkantige houten windmolen
Duynzicht genaamd, met een vlucht van 61 roeden, staan
de op een stenen vierkant'. Naast de molen werden nog
een loods, werkhuis, droogzolder, woonhut voor de
knecht, stalling en wagenhuis gebouwd.
Een jaar eerder had Thomas de grond ter grootte van 231
roe gekocht van zijn moeder Catharina Des Amorie, wedu
we van Abraham Buyssant, en verkreeg hij toestemming
van de ambachtsheer, de stad Haarlem, om daar zijn
blauwselfabriek te stichten. De bezittingen van Thomas
Buyssant en zijn moeder grensden aan het gebied van de
buitenplaats Oosterduin bij 'het bos genaamd 'aan den
Hout" en 't Haspel'.
In tegenstelling tot de twee andere blauwselfabrieken in de
Ons Bloemendaal, 20e jaargang, nummer 3, herfst 1996
9