Opleiding, opvang en
taakverdeling bij de
brandweer
Nabespreking van traumatische
ervaringen.
Toen ik in 1986 bij de vrijwillige brandweer kwam, kreeg
ik vrijwel direct een alarmontvanger (pieper). Vanaf dat
moment rukte ik met de ploeg van Bloemendaal mee uit.
Ik werd ook meteen naar de brandweeropleiding 'brand
wacht 2e klas' gestuurd. Tijdens deze tweejarige cursus
leerde ik de beginselen van brandbestrijding. Ook leerde ik
omgaan met perslucht en kreeg ik EHBO-lessen.
Al vrij snel na mijn aanstelling werd ik opgeroepen voor
een verkeersongeval met beknelling op de Zeeweg ter
hoogte van De Bokkedoorns. Wanneer zo'n melding via
de pieper bij een brandweerman binnenkomt, gaat z'n
bloed sneller stromen. Je weet immers op zo'n moment
dat je te maken krijgt met één of meer slachtoffers en een
hoop menselijk leed. Omdat ik op het moment van de
melding in Haarlem was, reed ik met mijn eigen auto
rechtstreeks naar de Zeeweg. Bij aankomst zag ik een
enorme ravage. Twee auto's, de een zwaar beschadigd, de
andere lag op z'n dak. Ik hoorde van een collega, dat er in
de laatste auto een dodelijk slachtoffer zat. Nadat er drie
gewonden uit de andere auto naar het ziekenhuis waren
afgevoerd, hebben wij het dodelijke slachtoffer uit de auto
gehaald. Wij keerden terug nadat het met olie vervuilde
wegdek gereinigd was. Ik reed met mijn auto rechtstreeks
naar huis, overigens een stuk langzamer dan op de heen
weg. Die nacht en de drie daaropvolgende nachten heb ik
nauwelijks geslapen. Ik heb toen geleerd, dat het heel
belangrijk is om na afloop van zo'n incident mee te doen
aan een nabespreking. Tijdens een nagesprek kom je
erachter, welke collega's een traumatische ervaring hebben
opgedaan. Je kunt elkaar dan helpen door erover te praten,
eventueel met professionele hulpverlening zoals het bureau
Slachtoffer Hulp en het Bedrijfs Opvang Team (BOT) van
de politie.
De aanstelling en opleidingen.
Vijf jaar geleden is de aanstellingsprocedure gewijzigd.
Vanaf die tijd krijgt een nieuw ploeglid een mentor toege
wezen. Ook moet de aspirant brandwacht eerst een groot
deel van de opleiding voltooid hebben, voordat deze zijn
of haar pieper krijgt. Onder andere moet het perslucht
examen met goed gevolg zijn afgelegd.
De aanstellingskeuring is ook zwaarder dan vroeger. Ik
ben destijds in tien minuten door de gemeentearts goed
gekeurd. Tegenwoordig worden de keuringen uitgevoerd
door de ARBO-dienst in Haarlem. Naast algemene gesteld
heid, worden daarbij de hartfunctie en de longen goed
onderzocht.
Vroeger was het mogelijk dat iemand zonder de benodig
de brandweerdiploma's werd bevorderd. Als de staf van de
brandweer iets in je zag en er een bepaalde functie vrij
kwam, kon je gewoon doorbevorderd worden.
Tegenwoordig kan dit niet meer. Voor elke rang dient
eenieder over het bijbehorende rijksdiploma te beschikken.
Vrijwillige brandweerlieden volgen dezelfde opleiding als
de beroepsbrandweer, meestal één avond in de week. Om
een indruk te geven hoelang je daar mee bezig kan zijn,
het volgende overzicht:
Opleiding
Brandwacht
Brandwacht le klas
Hoofdbrandwacht
Onderbrandmeester
Brandmeester
Adjunct-Hoofdbrandmeester
1 jaar
1 jaar
1 jaar
2,5 jaar Bevelvoerder
1 jaar Bevelvoerder
2,5 jaar Officier van dienst
De opleidingen worden tegenwoordig gegeven in een
modulaire structuur. Elke module wordt afgesloten door
één of meer examens. Het slagen voor de opleiding van
brandwacht is een aanstellingseis. Daarna is het eenieders
eigen beslissing of hij of zij wil doorleren tot hoofdbrand
wacht.
Taakverdeling bij brandbestrijding.
Bij brandbestrijding heeft iedereen in de brandweerauto
een bepaalde taak. De chauffeur/pompbediende is verant
woordelijk voor het veilig (en snel) overbrengen van het
voertuig en de bemanning naar de plaats van het incident.
Ter plaatse bedient hij of zij de pomp en verzorgt het
berichtenverkeer tussen voertuig en alarmcentrale. Verder
vormen de nummers 1 en 2 de aanvalsploeg. Zij zullen
meestal samen met de bevelvoerder een verkenning uit
voeren. In een heel korte tijd dient duidelijk te worden of
er zich slachtoffers in een pand bevinden, waar het brandt,
wat er brandt en of er gevaren zijn voor de brandweer
en/of omstanders. De nummers 3 en 4 (blusstoffenploeg)
verzorgen de waterwinning. Zij verbinden het brandweer
voertuig met een ondergrondse brandkraan of met open
water. De overige manschappen krijgen een taak van de
bevelvoerder.
Ons Bloemendaal, 23e jaargang, nummer 2, zomer 1999
33