De brandspuit van Elswout
Tramlijn Haarlem-Zandvoort
Met de uitgave van nr. 2 van de 23ste jaargang van 'Ons
Bloemendaal', is weer een interessant facet belicht van
onze locale historie. De illustraties op blz. 4 en S brachten
mij het volgende verhaal in herinnering.
Na de scheiding van België en Nederland werden in
Haarlem enkele grote katoenfabrieken opgericht. De
'Phoenix' was er één van. Hij stond aan het Bolwerk bij
het Vrouwehek. Op 7 juni 1834 werd de eerste steen
gelegd door de toen zesjarige zoon Gideon van Willem de
Clercq, directeur van de Nederlandsche
Handelmaatschappij, maar ook letterkundige en befaamd
improvisator.
Een andere fabriek was die van Thomas Wilson. Hij was
in 1789 in Engeland geboren en woonde te Hillegom op
de ruim 300 ha. grote buitenplaats: Elsbroek. Voor de
bouw van die fabriek stond de stad Haarlem hem in 1833
in erfpacht gronden af langs de Leidsevaart, waar zo rond
1880 de Wilhelminastraat en het Wilsonsplein zouden
worden aangelegd.
Van overheidswege waren nauwelijks doeltreffende voor
zieningen getroffen ter bestrijding van branden, zodat de
beschikking over een eigen brandspuit om het fabrieks
complex te beveiligen als een noodzaak werd gevoeld. De
Phoenix schafte er een aan, in 1837 te Londen bij de
fabrikant Tilley. Al vrij snel ging deze spuit over in het
bezit van de Heer Wilson die er, evenals de Phoenix dit
had gedaan, zijn naam op liet aanbrengen. Omstreeks
1875 verhuisde de spuit naar Elswout, door mijn grootva
der aangekocht. Het werktuig kreeg een plaats in een
ruimte onder de timmerloods (nu schuin tegenover de
boerderij van Elswout gelegen) waarnaast in een donker
hok de springstier zijn leven doorbracht.
Voorzover mij is overgeleverd, werd de spuit slechts één
keer en zonder succes gebruikt. Dat was ongeveer tien jaar
na de aanschaf. Op een Zondagavond was er brand uitge
broken in het huisje Duinvlietspad nr. 4 te Overveen,
gelegen tussen het inrijhek van Duinvliet en het rentmees
tershuis. Het werd bewoond door een zekere Van Dobben
die iets te maken zou hebben met de Haarlemmer olie en
die in een circulerend liedje bespot werd. De eerste regel
daarvan begon met: 'Van Dobben en zijn klungels
Het daartoe aangewezen aantal arbeiders van Elswout - ik
meen zestien - moest in actie komen, maar snel handelen
lag niet in het verschiet. Daar ging geruime tijd mee heen,
omdat de meesten van hen op die zondagavond min of
meer beschonken waren. Bij de brand eindelijk aangeko
men, moesten de slangen worden ontrold tot in de sloot.
Het tot stand brengen der koppelingen wilde eerst niet
gelukken en ook de lulleman die de waterstraal bestuurde
trof niet altijd zijn doel.
Als aanvullend blusmateriaal werd gebruikgemaakt van
lederen emmertjes met elk een inhoud van - naar schatting
- tien liter. Deze werden uit de sloot geschept en langs
een keten van mensen doorgegeven tot de vuurhaard en
daar uitgegoten. Vervolgens gingen ze weer leeg dezelfde
weg terug. Ondertussen was het huisje volledig in de as
gelegd, doch later werd het weer opgebouwd. Van de
emmertjes zijn in de laatste wereldoorlog schoenzolen
gemaakt. De brandspuit van Elswout blijft nog steeds een
tastbaar aandenken aan een tijd, waarin ook in
Bloemendaal, zoals de auteur H. de Graaf memoreert, 'de
manier van brandbestrijding niet optimaal' was.
Mr. C.W.D. Vrijland
Op zaterdag 3 juli 1999 was het honderd jaar geleden dat
door de Eerste Nederlandsche Electrische
Trammaatschappij de 8,2 kilometer lange, vrijwel geheel
enkelsporige, elektrische tramlijn van Haarlem naar
Zandvoort voor het publiek werd opengesteld.
Tot het einde van dit jaar is er in het NZH-
Vervoermuseum een fototentoonstelling over deze, in
1957 helaas opgeheven, tramlijn. Ook de enige uit 1899
overgebleven motorwagen is, zij het in enigszins ver
bouwde vorm, onder NZH-nummer A 37 in levende lijve
in dit museum aanwezig.
Naast de genoemde expositie is er over de tram- en de
vroege busperiode nog veel meer te zien in de vorm van
foto's en voorwerpen. Er zijn nóg drie 'echte' tramrijtui
gen aanwezig - waarvan de befaamde 'Boedapester' onge
twijfeld het meest tot de verbeelding zal spreken.
Voor wie een tastbare herinnering aan de 'goede oude
Ons Bloemendaal, 23e jaargang, nummer 3, najaar 1999
35