K.P.C. de Bazel en
'Meeren berg'
Dat K.P.C. de Bazel, een van de architecten die omstreeks de vorige
eeuwwisseling de vernieuwing van de Nederlandse architectuur sterk
beïnvloedde, ook in Zuid-Kennemerland heeft gebouwd, is in beperkte
kring bekend. Wellicht nog minder gemeengoed is dat hij een aantal
dienstwoningen van het Provinciaal Ziekenhuis op zijn naam heeft
staan. In het hierna volgende komt aan de orde waarom Meerenberg
deze voorzieningen trof en welk aandeel De Bazel hierin had.
Van oudsher zorgde het ziekenhuis voor de huisvesting van
het personeel, enkele 'uitwonenden' uitgezonderd. Som
migen waren 'opwonend': ze hadden een dienstwoning op
het terrein. De overgrote meerderheid was echter 'inwo
nend' Decennia lang hield dit in dat de verplegenden tus
sen de patiënten verbleven, op de afdeling de nacht door
brachten, samen met hen de maaltijd gebruikten, enzo
voort. Naarmate de krankzinnigenzorg zich ontwikkelde
bleek dit meer en meer ongewenst zoals ook andere ar
beidsvoorwaarden een verbetering vereisten.
Dr. J. van Deventer snz (1892-1903)
Door als eerste instituut op het Europese vasteland het ge
bruik van mechanische dwangmiddelen af te schaffen, ver
werft Meerenberg vanaf de oprichting in 1849 internatio
naal faam. Van Deventer, in 1892 benoemd tot genees
heer-directeur, ziet dit graag gehandhaafd. Het vereist vol
gens hem 'een doelmatige inrichting der gebouwen, een
heid van beheer, medische leiding, toezicht en individuele
behandeling der lijders'. Maar vooral is 'eene deskundige
verpleging' hierbij 'een onafwijsbaar vereischte'. Daarom
zet hij, nog maar nauwelijks in functie, een veelomvattende
reorganisatie van de verpleging in gang. Uitgangspunt hier
voor is dat het gesticht zoveel mogelijk als een gewoon zie
kenhuis moet zijn ingericht en dat krankzinnigen zoveel
mogelijk als gewone zieken dienen te worden verpleegd.
Dit kan men niet overlaten aan de 'oppassers'. Als voormali
ge dienstboden, ex-militairen en zelfs bedelaars, hebben ze
immers geen ervaring in de verpleging. Bovendien veroor
zaken ze veel problemen. Het jaarlijks verloop is enorm,
waarbij een rol speelt dat velen van hen vanwege onge
schiktheid en/of misdragingen, nogal eens drankmisbruik,
moeten worden ontslagen.
De 'bij uitstek hooge eisen' die het verplegen stelt, vergt
naar zijn mening 'eene meerjarige vorming en opleiding'.
Van Deventer verhoogt daarom de aanstellingseisen en hij
zet een, al snel landelijk erkende, opleiding voor krankzin
nigenzorg op. Hier laat hij het echter niet bij. Zonder een
verbetering van de sociaal-economische positie van ver
pleegkundigen, zal een hoger peil van verpleegkundige zorg
immers een illusie blijven. Met een niet aflatende gedreven
heid zet hij zich hiervoor in.
Een evaluatie in 1889 vermeldt de resultaten. Werving,
selectie en opleiding van verplegenden zijn dan verbeterd,
evenals tal van arbeidsvoorwaarden (loon, werktijden, pen
sioenregeling, voeding, vakantie en verlof, etc.). Ook met
betrekking tot een belangrijk actiepunt, de huisvesting, is
resultaat geboekt: het 'zusterhuis' is in gebruik genomen.
Honderddertig verpleegsters vinden hier onderdak en hoe
ven dus niet langer ook 's nachts onder de patiënten te ver
blijven.
K.P.C. de Bazel, in 1906 getekend door G. Rueter. (Reinink)
Er staat echter nog veel te doen. De 'verplegerskwestie' is
bijvoorbeeld nog niet opgelost: de achterstand van de man
nelijke verplegers bij hun vrouwelijke collega's. Die achter
stand heeft te maken met hun andersoortige taak. Staat voor
de zusters de eigenlijke verpleging centraal, broeders moe
ten er vooral voor zorgen dat de mannelijke patiënten zich
onledig houden met arbeid en hen daarom hierin voorgaan.
'Wenschelijk is het daarom, dat de broeders een vak ver
staan en dat uit hen de z.g. vaste werklieden worden geko
zen. Op deze wijze wordt de toekomst der broeders, wan
neer zij hun plicht doen, verzekerd, kunnen zij huwen en
wordt de werkverschaffing bevorderd, daar de vaste werk
lieden ook belast zijn met het toezicht op den arbeid der
Ons Bloemendaal, 24e jaargang, nummer 2, zomer 2000
19