en via de Kijkduinweg naar beneden naar Overveen. Dat
hing van de kwaliteit van de sneeuw af.
Vanaf waar nu het Openluchttheater is langs die scherpe
bocht naar beneden, dat deden we nooit op de slee. Dan
prikte je in het hek van het Fluitenkruidlaantje, nu heet dat
geloof ik de Caprera-laan. Dat was ook een weelde van bloe
men, zo landelijk, 's Avonds tegen zonsondergang gingen
wij naar het Nachtegalenbosje. Zoiets moois, die nachtegaal
die daar dan zong... Als we liepen en praatten zong-ie; zo
dra we stilstonden om te luisteren zweeg de nachtegaal. Dus
gewoon door blijven praten dan zingt de nachtegaal erdoor
heen. Dan had je ook nog even verderop het Goederenbosje
- die naam is verzonnen door Jac.P. Thijsse - een berkenbos,
helemaal dichtgegroeid en donker. De natuur was zo mooi.
De kaasgroothandel
Er waren een stuk of vijf grote kaashandelaren in Nederland,
waaronder mijn overgrootvader. Hij begon in Beverwijk en
toen dat te provinciaal werd is hij naar de grote stad Haar
lem gegaan, waar aan Het Spaarne de kistenmakerij en kan
toren zijn gebouwd. In de Clercqsteeg, thans Bakenesser-
straat, stonden de drie pakhuizen, Ceres, Mercurius en
Neptunus en daarvoor een rij huizen voor het personeel;
dus dat was 'de steeg van Heil'. Door de steeg liepen vanuit
de pakhuizen karretjes op rails tot aan Het Spaarne, waar wij
onze eigen steiger hadden. Daar lag onze motorboot 'de
Trio' (48 ton), met "schipper Gouda en zijn zoons te wach
ten om de kisten met kaas naar de havens van Rotterdam en
Amsterdam te brengen.
Op vrijdag gingen ze
naar Alkmaar om daar de
losse kazen op te halen.
Een rij kazen werd op de
bodem gelegd, dan kwa
men er stellinkjes, dan
een bodem die niet op
de kaas drukte en dan
kwam er weer een laag...
Zo kwam dat schip, ge
vuld met tien tot twaalf
lagen kaas weer terug.
Alles werd met de hand
aan de kade gelost. De
werklui, en mijn vader
trouwens ook, konden
twee Edammers tegelijk
gooien, die door de
ander gevangen werden.
Ikzelf heb ook maanden
doorgebracht in het pak
huis, waar ik onder meer hielp de kazen te oliën.Mijn
vader voélde de kwaliteit van de kazen, want hij was op zijn
vierde jaar door een klierziekte heel erg bijziend geworden.
Hij voelde alles. Ik ook trouwens. Ik heb twaalf jaar in de
zaak van mijn vader gewerkt. We gingen naar de markt in
die tijd, er was toen amper fabricage. Die was toen al wel
hier en daar aan het ontstaan. Postuma was de man van de
coöperatie. En daar was mijn vader het helemaal niet mee
eens. Al die boeren en boerinnen die 's ochtends om vijf
uur opstonden om de melk die uit de wei kwam te kazen,
ze te pekelen en op de stellingen te zetten... En toen stak een
groep boeren de hoofden bij elkaar en richtte een fabriek op
en bracht hun melk daar naartoe. Dat was natuurlijk veel
eenvoudiger... maar het was niet meer zo'n fijne kaas. De
melk die 's avonds binnenkwam, werd gekoeld om goed te
blijven en de ochtendmelk werd erbij gevoegd. En de hele
boel werd dan weer op koeienlichaamswarmte gebracht
voordat de grote kaasbakken gekaasd werden...
Wij hebben later een dergelijke fabriek gehad bij Ursem bij
Alkmaar. Daar heb ik ook nog een maand of drie gewerkt.
Ik woonde toen in een herberg in Schermerhorn. Om 5 uur
's morgens fietste ik over de dijk naar de fabriek. Dan stond
je daar bij die hoeveelheden melk, en voegde je stremsel bij
en kleuren. Om de kwaliteit te testen werd soms een beetje
in een kleine centrifuge gedaan, die je toen nog met de
hand aandreef. Het was een mooi bedrijf. We hadden zo'n
driehonderd agenten over de hele wereld verspreid en dus
kregen we met allerlei geaardheden te maken. We hadden
Een aubade voor mevrouw Visser van Hazerswoude voor haar villa 'Karmel.
Ons Bloemendaal, 26e jaargang, nummer 2, zomer 2002
13