De Ned. Hervormde Kerk te Bloemendaal en het kerk hof. Opname ong. 1890 (GAB). Bloemendaal, N.H. kerk Kerkplein De N.H. kerk aan het Kerkplein dateert uit 1 636. Sedert de stichting van deze kerk kon men voortaan kiezen waar men begraven wilde worden, al ligt het voor de hand dat de her vormden een plaats in of om de kerk prefereerden boven de algemene begraafplaats te Overveen. De rooms-katholieken zullen de voorkeur hebben gegeven aan Overveen, al was de grond niet gewijd. Dat probleem loste men op door in de kist gewijde grond mee ter aarde te bestellen. Sliggers vermeldt voorts: 'De inkomsten voor de kerk uit begraven waren aanzienlijk. Begraven in de kerk was duur, want de plaatsruimte was gering. Voor eigen prestige of fa- miliestatus moest dus flink betaald worden. Minder op sta tus gestelde lieden, de gewone burgers en armlastigen, wer den ten zuiden van de kerk op het kerkhof begraven. Vaste bronnen van inkomsten waren o.a. de huur en koop van een graf, klokluiden en de verhuur van baarkleden. Huur- graven werden regelmatig geschud en geruimd om een snelle doorstroming te bevorderen'. De grafmakerwerkzaamheden behoorden tot de taak van de schoolmeester, zoals: het bekend maken van iemands over lijden, het uitnodigen voor de begrafenis, het schenken bij de begrafenis, het luiden van de klok, en het maken van een graf enzovoort. Hij diende er wel voor te zorgen dat zijn andere werkzaamheden er zo min mogelijk onder leden. Zo nodig mocht de oudste leerling de taak van meester waarnemen wanneer deze een begrafenis moet bezorgen. Leerlingen mochten echter niet misbruikt worden voor het luiden van de klok. Van de oude begraafplaatsen ten zuiden van de kerk zijn geen stenen uit de 17de en 18de eeuw bewaard gebleven. In de kerk trof men bij een restauratie in 1964 onder de houten vloeren slechts enkele niet verminkte zerken. Eén van de oudste, vermoedelijk, is die van de op 1 november 1635 begraven huisvrouw van de garenbleeker Lourens Cousijn. De jongste steen vermeldt de namen van Catharina de Nijs (1750), van haar man Pieter Bra (1779) en van Pieter Bra Marcelis (1783). Bij koninklijk besluit werd in 1811 het begraven in kerken officieel verboden, uit hygiënische en ethische redenen, maar in 1813 weer toegestaan. In 1825 volgde een defini tief verbod. In 1813 had de kerkenraad ten noorden van de kerk een begraafplaats ingericht. In 1829 werd de laatste zerk in de Bloemendaalse kerk gelicht. Het jaar daarop werd het kerk hof aan de gemeente verhuurd. Daarmee was het een alge mene begraafplaats geworden. Deze is tot 1899 in gebruik gebleven. Pas aan het eind van de negentiende eeuw begon men het grafmakerswerk uit te besteden; in 1897 werd de eerste doodgraver aangesteld. Was er aanvankelijk geen omheining aanwezig, graasden er onbedoeld wel paarden, koeien, schapen, bokken en geiten en scharrelden er kippen, in 1 867 leidde dit tot een reorga nisatie van het kerkhof. Hiervoor werden de Haarlemse tuinarchitecten L.P. Zocher en J.D. Zocher ingeschakeld, die onder meer zorgden voor een beplanting met meidoorn en jasmijn. Toen door de snelle toename van de bevolking de begraaf plaatsen in Overveen en Bloemendaal overvol raakten, besloot het gemeentebestuur in 1917 tot de aanleg van de Algemene Be graafplaats aan de Bergweg. In 1929 vond bij de Bloemendaalse kerk de laatste begrafenis plaats. 20 Ons Bloemendaal, 26e jaargang, nummer 3, herfst 2002

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 2002 | | pagina 20