De vele gezichten van de
boerderijen in N o o r d - H o 11 a n d
Door drs. John van Zuijlen
directeur Stichting Historisch Boerderij Onderzoek, Arnhem
De karakteristieke stolpboerderijen zijn voor Noord-Holland in alle
opzichten blikvangers. Zowel in het landschap als in geschriften over
Noord-Hollandse boerderijen. De stolp is ook een van de meest beju
belde boerderijtypen van Nederland. Maar dat heeft mogelijk te maken
met de trots die de vele vrienden van de stolp in Noord-Holland koes
teren voor deze nergens anders voorkomende boerderij. Het zou het
meest efficiënt ingerichte boerenhuis zijn, goedkoop, wat betreft de
maatvoering optimaal toegesneden op een middelgroot agrarisch bedrijf
en toch gemakkelijk uit te breiden. Zeer herkenbaar en karakteristiek
zijn deze Hollandse piramides die in tal van variaties het landschap
dragen en het identiteit geven.
Hallehuizen
Toch kent de provincie Noord-Holland aanmerkelijk meer
boerderij vorm en dan de unieke stolp, die het gebied ten
noorden van het IJ (en het Noordzee Kanaal) weliswaar
domineert maar die ten zuiden daarvan, in het Amstelland,
in het Gooi en in de 19e en 20ste eeuwse polders nauwe
lijks voorkomt. In het zuiden overheersen boerderijen met
langgerekte grondvormen en lagere daken. Het zijn vooral
hallehuizen die qua indeling, constructie en verschijnings
vorm goed aansluiten bij de boerderijen in Zuid-Holland en
Utrecht. Het boerderijenbestand in Noord-Holland kent
daarmee ten minste twee, maar eigenlijk meerdere gezich
ten. De verschillen betreffen de uiterlijke verschijnings
vorm, de constructie, de stalvorm en de oogstberging.
De verschillen tussen noord en zuid zijn niet altijd zo groot
geweest. Tot in de 17e eeuw was daarvan zelfs nauwelijks
sprake. De oudst bekende boerderijvorm in Noord-Holland
bestond uit een langgerekt, laag gebouw dat alleen woon-
en stalruimte bevatte. Het woonhuis telde één of twee ach
ter elkaar gelegen kamers; in de stal stonden twee rijen vee
met de koppen naar de buitenmuur. Voor oogstberging was
in die woonstalhuizen nauwelijks plaats, waardoor het hooi
of het graan buiten werd bewaard in een mijt of kapberg.
Ontdekking van de stolp
In de loop van de 16e eeuw gingen de boeren er steeds
meer toe over hun oogst binnenshuis te bewaren, dicht bij
het vee en ook beter beschermd. De eenvoudigste ingreep
daartoe was het aanbrengen van vaste wanden rond de kap
berg of het daaraan aanbouwen van beuken. Ook werden de
hooi- en kapbergen direct achter de boerderij geplaatst.
Dit zoeken naar een goede combinatie van woning, stal en
oogstberging, dat in de 16e eeuw in allerlei varianten werd
vastgelegd op kaarten van landmeters, leidde aan de voor
avond van de 17e eeuw tot de 'ontdekking' van de stolp. En
hoewel die zowel ten noorden als ten zuiden van het IJ
werd gebouwd, betekende de stolp toch de scheiding in de
landelijke bouwkunst tussen noord en zuid. Vooral in de
1 7e eeuwse droogmakerijen Beemster (1612), Purmer
(1 622), Wormer (1634) en Schermer (1 635) - werd de
stolp overal gebouwd, een opmars die ten zuiden van het IJ
niet werd gevolgd.
Houtbouw
De verschillen die aldus ontstonden gaan echter terug op tal
van factoren. In het noorden van de provincie bestond een
langere en sterkere traditie van bouwen in hout. Hier ging
men er relatief laat toe over bakstenen te gebruiken, hetgeen
verklaard kan worden uit factoren van zowel financiële als
bouwtechnische aard. In ieder geval zag men zich door de
slappe ondergrond in het noorden genoodzaakt lichter te
bouwen. Daartoe voldeed het hout dat, vanwege de bloei
ende scheepsindustrie in de Zaanstreek, rijkelijk werd geïm
porteerd uit Scandinavische landen en waarvan het lange
masthout de mogelijkheid bood een hoog gebint, als basis
voor een hoge tasruimte in de boerderij, op te richten. Daar
kwam bij dat de zilte Noord-Hollandse klei uit het noorden
niet geschikt was voor de baksteenproductie.
Verstening
Ten zuiden van het IJ vinden we nog tot ver in de 17e eeuw
houtbouw, maar hier werden de boerderijen toch eerder
voorzien van stenen buitenmuren. Aldus ontstond een rela
tie met Zuid-Holland en Utrecht waar de verstening al lan
gere tijd gaande was. Door het soort van uitgeoefend agra
risch bedrijf in vergelijkbare veen-weidegebieden, sluiten
deze boerderijen ook qua indeling toch vrij gemakkelijk bij
elkaar aan. Zij behoren alle tot het hallehuistype, het meest
voorkomende boerderijtype te vinden in heel Midden-
Nederland van west tot oost, van Drenthe tot Zuid-Holland.
De belangrijkste kenmerken van het hallehuis zijn de recht
hoekige plattegrond, de driebeukige indeling, de scheiding
van woon- en werkruimte door een brandmuur waartegen
de vuurplaats met schouw aangebracht is, en het dak waar
van de nok doorloopt over het voor- en het achterhuis. De
oogst in deze lange en lage boerderij met zijn zogenoemde
ankerbalkgebinten wordt opgeslagen op zolderbalken boven
de stal. Het hallehuis is het boerenhuis bij uitstek voor het
gemengd bedrijf, maar kent een grote verscheidenheid aan
verschijningsvormen. In alle gevallen stond het vee met de
koppen naar de deel.
6
Ons Bloemendaal, 27e jaargang, nummer 3, herfst 2003