Jo Vincent, een beroemde
överveense
Door N.J.P. Bersee
Joharma Maria (Jo) Vincent werd op 8 maart 1898 in Amsterdam
geboren. Als kind wist ze al wat ze wilde worden: zangeres en niets
anders. Al op jonge leeftijd begon ze met haar studie zang (sopraan,
oratorium en lied) bij Catharina van Rennes en Cornelie van Zanten.
In 1920 gaf ze haar eerste concert in een boerencafé in Assendelft.
Drie jaar later trad ze op met het Concertgebouworkest.
Vooral als oratoriumzangeres oogstte ze veel roem. Vaak
trad ze op in het buitenland, in plaatsen als Londen, Parijs
en Wenen. Ze was de gravin in Mozart's 'La Nozze di
Figaro' en maakte met o.a. Louis van Tulder deel uit van het
Hollands Vocaal Kwartet.
Tussen de twee wereldoorlogen was Jo Vincent een interna
tionaal en nationaal gevierd artieste. Meer dan vijfhonderd
maal zong ze de Matthaeus Passion van Bach. Ze stond op
het podium met beroemdheden als Kathleen Ferrier en Aafje
Heynis en ze werkte samen met Willem Mengelberg,
Anthon van der Horst, Eduard van Beinum en Piet van
Egmond. Ook concerteerde zij met grootheden als Arturo
Toscanini, Wilhelm Furtwangler, Bruno Walter en
Benjamin Britten!
Op 30 december 1953 nam Jo Vinent, 55 jaar oud, in het
Concertgebouw te Haarlem internationaal en nationaal
afscheid van het podium. Sedert 1956 was ze nog wel actief
als docent aan de Muziekschool voor Toonkunst te Haarlem.
Na het overlijden van haar echtgenoot, huisarts Bos, vestig
de zij zich in Frankrijk, waar zij op 28 november 1989
overleed.
Een terugblik
Na haar afscheid als zangeres schreef Jo een 'terugblik'. Hier
volgt een greep daaruit:
"Zingend door het leven.Het klinkt verleidelijk en heer
lijk. Maar hoe dikwijls is het zingen mij niet een kwelling
geweest, een haast niet te volbrengen taak.
Het moet u overkomen, dat alles voor het concert gereed is;
's morgens voelde u zich niet helemaal goed, er dreigde een
verkoudheid, maar nu hebt u de avondjurk al aan, de make
up is verzorgd, u hebt u getooid met de spullen waarmee
men zich moet versieren. Over een kwartier gaat de auto. Er
is nog even tijd voor het inzingen, om enkele moeilijke pas
sages door te nemen.U probeert voorzichtig een paar
tonen en Wat is dat?! Nog eens en dan ontdekt u dat
er wat met uw stem is, twee middentonen willen niet door
klinken. De hoogste gaat wel, de laagste ook, maar die mid
dentonenNog eens proberenHet wordt erger. Wat is
er toch? Ik kan zo niet zingen, wat moet ik doen? De keel
arts bellen? De liederenavond afzeggen? Wanhopig probeer
ik het nog eens, het gaat wat beter, maar kan ik het er op
wagen? Dan komt de chauffeur: 'Mevrouw, het is tijd, u
moet nu beslist vertrekken'. Ja, ik moet vertrekken en het in
de auto nog maar eens proberen.
In de artiestenkamer staat Gerard Hengeveld, mijn begelei
der. 'Gerard', zeg ik, 'ik kan zo niet zingen, onmogelijk, laat
iemand anders komen'. Maar Gerard weet me gerust te stel
len.
Als de zaalsuppoost me komt melden dat de zaaldeuren
gesloten zijn en ik kan beginnen, wandel ik toch zelfbewust
en vriendelijk kijkend het podium op. Ik buig dankbaar
voor het applaus - ze moesten eens weten welke angsten ik
heb doorgemaakt en dan begin ik. Het gaat, ja het gaat, en
ach, wat kan het mij eigenlijk schelen, er is nu toch niets
meer aan te doen!
Ik herinner mij nu nog levendig hoe ik deze angsten moest
doorstaan bij mijn eerste conert in 1925 bij de koninklijke
familie op paleis Noordeinde. Die morgen was ik niet op
24
Ons Bloemendaal, 29e jaargang, nummer 1, lente 2005