Villa Tetterode uit 1865 (Foto F. Baars, 1990). mijn gemak, want bij het inzingen was het mis. Een Haagse keelarts redde me en druppelde mijn keel; 's avonds was ik opgelucht en zong voor het hoge gezelschap, voor die lieve muzikale koningin-moeder Emma, voor koningin Wilhel- mina en Prins Hendrik en voor de zestienjarige prinses Juliana. Prins Hendrik zei na afloop: 'U hebt gezongen van de nachtegaal, u bent zelf een nachtegaal'. Mijn allerlaatste concert voor de koninklijke familie, nu voor koningin Juliana en prins Bernhard, vond begin sep tember 1953 plaats en was groots en vorstelijk, een waardig begin van mijn afscheidstournee. De enorme burgerzaal van het koninklijk paleis op de Dam had een prachtige akoes tiek. Hoe heerlijk was het nog eens voor de laatste maal te mogen zingen voor onze beminde koningin en haar ge maal, omgeven door honderden gasten uit alle kringen van de Amsterdamse burgerij Toen mijn vader mij als kleuter nog wel eens meenam naar de hoge koepel van het paleis op de Dam, als hij 's maan dags het carillon bespeelde, zal hij niet vermoed hebben dat zijn dochter nog eens in datzelfde paleis afscheid zou ne men voor zo'n uitgelezen gezelschap. Wij zangers zijn de beste klanten van de keelarts. Wij drup pelen, wij inhaleren, wij stomen en spoelen, wij houden dieet, wij leven vegetarisch en wij gaan naar badkuren. Toen ik jong was en zorgeloos nam ik mijn partij uit mijn kast, zong mij vijf minuten in en ging welgemoed naar het concert. Later werd een concertdag een dag van rust en stil te, van oefenen en zacht praten en van wat ontspanning in de tuin. Nu, na mijn afscheid van het podium, dank ik onze-lieve- Heer dat ik gewoon mag leven. Ik dank Hem voor zijn geschenk, mijn stem. Mijn leven lang heb ik gebeden, voor al voor een concert. Nu mag ik leven zoals andere mensen, zonder die grote spanning, die altijd terugkerende oefenin gen in de ochtend en de vrees voor indisposities. Men vraagt mij weieens: 'zult u het publiek niet missen, de sfeer van de grote concertzalen, het applaus, de verering, het bejubeld worden, de bloemen?' Mijn antwoord is kort en bondig: nee, van dat alles zal ik niets missen. Ik heb genoeg gehad, ik ben oververzadigd. Op een succesvolle avond in de Queens Hall in Londen had den duizenden mensen mij toegejuicht. Na afloop in de solistenkamer zat ik op een stoel en vroeg mij af: wat doe ik hier eigenlijk? Ik vond een uitweg, een toevlucht een tele foontje naar Holland, naar Overveen, naar mijn huis en naar Ons Bloemendaal, 29e jaargang, nummer 1, lente 2005 25

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 2005 | | pagina 25