Tuinbouwgebied moet
'vreugdedal tussen toppen
en torens' blijven
Door Louis Ferron
Bevriende collega's binnen de Amsterdamse grachtengordel willen zich
nogal eens hoogneuzig uitlaten over 'dat provincieplaatsje', waar ik
verkozen heb mijn laatste levensjaren te slijten. Haarlem dus. Zijn die
collega's héél erg bevriend dan ben ik bereid ze de door eigendunk
betraande ogen te openen en ze bij mij thuis uit te nodigen. In het
Ramplaankwartier. Dan mogen ze aan mijn eettafel zitten. Met de rug
naar zee en duinenrij en met uitzicht op de Oude Bavo, Nieuwe Bavo
en Van Campens Nieuwe Kerk daartussenin.
"Kijk", zeg ik dan. "Vanaf deze plek ongeveer heeft Jacob
van Ruysdael één van zijn gezichten op Haarlem geschil
derd. En dat is nu precies de reden dat Haarlem tot op de
dag van vandaag beroemd is, terwijl Amsterdam niet meer
dan dubbelzinnige faam geniet een stad te zijn waar het
menselijk afval door de goten joelt. Haarlem, vanuit het
standpunt van Van Ruysdael gezien, is het pars pro toto van
de Hollandse luchten, de harmonie tussen stad en land, de
triomf van de landschapsschilderkunst waarin heel het men
selijk verlangen naar geluk en evenwicht is samengevat."
Zó, die zit. Als zij hoogneuzig kunnen zijn, kan ik hoogdra
vend zijn. Maar gelijk heb ik. Het zogenaamde 'westelijke
tuinbouwgebied' - want daar heb ik het natuurlijk over - is
een stuk cultuurgrond dat zijn weerga niet kent. Ooit was
het maagdelijk genoeg om als bleekveld te dienen. Nu is
het, op het nippertje, nog net ongestoord genoeg om als
buffer te dienen tussen een stad die niet al te gezegend is
met openbaar groen en de duinenrij. Een vreugdedal tussen
blanke toppen en vrome torens.
De lagere overheden, provinciaal en stedelijk, lijken dit te
hebben ingezien. Redden wat er te redden valt, luidt hun
devies. Maar toch. Sinds ik in deze buurt woon heeft het op
geld en economisch nut gerichte gemurmureer geen einde
genomen. Br zijn geruchten geweest van villabouw, van
sportvelden, van maneges en van 'beperkte armslag' voor de
alhier gevestigde tuinbouwbedrijven.
Wat moet je ervan zeggen? Villabebouwing leidt automa
tisch tot een pest van boerderettes. Sportvelden tot schijnwerp-
terreur en lallende supporters. Maneges tot crossterreinen
waar je nog geen Sven Nijs of Richard Groenendaal over
heen zou jagen. En wat de beperkte armslag voor de tuin
ders betreft: al sinds jaar en dag worden enkele van de tuin-
derskassen gebruikt als opslagplaats voor autowrakken en is
een andere kas omgebouwd tot een supermarkt met aanpa
lende parkeerterreinen.
Het komt allemaal goed, belooft de gemeente ons. Maar ja,
geen geld. En, slim als de gemeente is, tovert ze een wel
heel curieus konijn uit de hoge hoed: een paar villaatjes aan,
zoals ze dat noemt, 'de rafelrand' tussen Zijlweg en Brou
wersvaart. Rafelrand, snapt u? Dat klinkt ontoelaatbaar in
ambtelijke oren. In werkelijkheid gaat het om bebouwing
die althans nog de suggestie van landelijkheid, intact laat.
Van het geld dat dit plan oplevert, zegt de gemeente, kun
nen we de herinrichting van het tuinbouwgebied ter hand
nemen. Dat is zoiets als een Berlijnse Muur zetten rond een
paddenpoeltje. Want zó groot is dat tuinbouwgebied ten
slotte ook weer niet.
Onlangs was ik op een bijeenkomst over het betreffende
gebied. Namens de vereniging van eigenaren voerde een
dame het woord die zo haar eigen oplossing had bedacht.
De tuinders uitkopen en heuveltjes opwerpen. En tussen die
heuveltjes natuurlijk boerderettes. En in de zakken van die
tuinders een hoop centjes. Als het aan hen ligt wordt het
gebied, in plaats van een vreugdedal, een dal van Hinnom
dat, naar de fatsoenlijke christenen onder ons weten, een
dal was waar de mammon vereerd en mensenoffers ge
bracht werden.
'Wat te doen?', zo vroeg Lenin zich destijds al vertwijfeld
af. De 'Werkgroep Westelijk Tuinbouwgebied' weet het.
Het door deze club geschetste alternatief bezit de kracht van
de eenvoud. Volgens de geleerden is er een dringende be
hoefte aan wateroverloop-gebieden. Als deze er niet komen
schijnen we te verzuipen.
Welnu, overheid, als er één taak is waartoe u geroepen bent
dan is het wel het garanderen van de droge voeten van uw
burgers. Daar betalen ze belasting voor. Ga, overheid, dus in
zee met de werkgroep en doe wat u te doen staat. Graaf slo
ten en slootjes, laat lis en dodde vervolgens bloeien en ver
heug u dan in het herwonnen gezag dat u. met uw taalkun
dige foefjes zoals 'rafelrand' vooralsnog hebt verloren.
Louis Ferron is auteur en bewoner van het Ramplaankwartier; dit ingezon
den stuk verscheen eerder in Het Haarlems Dagblad
Ons Bloemendaal, 29e jaargang, nummer 1, lente 2005
27