(foto uit Theater Caprera, Zestig jaar Openluchttheater Bloemendaal, 2008) Eendenjacht Het landgoed Caprera besloeg niet alleen een stuk binnen rand van de grote duinen, maar ook een bospartij op de oude duinstrook iets verder naar het oosten en het veenwei- degebied tussen de duinrijen in. Die vallei had grasland waar koeien op stonden en een meertje dat in een moerasbos uitliep. Op het meertje streken vluchten wilde eenden neer nadat zij smorgens voedsel hadden gezocht in de oogstresten op velden ten oosten van Haarlem. Bij hun landing op het idyllische Meertje van Caprera von den de eenden weieens een onvriendelijker welkom dan de idylle deed vermoeden. Vanuit een schuilhut in het riet joegen dubbelloops jachtgeweren hen salvo's hagel door het lijf. Hun vlucht brak af met een knak en zij stortten met slappe halzen neer naar het water. Als mijn grootvader en een andere jager aan de eenden- jacht begonnen, slopen zij zoveel mogelijk ongezien naar de schuilhut. Zij wisten dat er ondeugende jongens op de loer konden liggen om, als de eerste vlucht eenden boven het meertje verscheen, met een daverende knal een karbiet- bom te laten exploderen. Er kwam dan geen eend meer naar Caprera, de jagers konden het jagen vergeten en de jongens hadden een overwinning op de rentmeester geboekt. Maar ik heb dat nooit zelf meegemaakt. Als ik van Opa bij de jacht mocht zijn, zat ik in de roeiboot. Ik begon met schuilen onder de moerasbomen, omdat de eenden niet op het water zouden neerstrijken als ze mij zagen. Pas nadat de jagers vanuit de schuilhut een vlucht eenden hadden beschoten riep Opa mij. Ik moest dan snel het meer op roeien om de aangeschoten eenden te vangen voor zij konden wegkomen in het riet en vanuit de boot of vanaf de kant onbereikbaar waren. Na mijn race langs de rietkanten haalde ik de dode eenden uit het midden van het meer op. Maar er was nog een tweede reden waarom ik strikte in structies had onder de bomen te wachten tot ik geroepen werd. In de schuilhut stonden mijn opa en eigenaar Jurjans wel allebei te jagen, maar moest Opa het geweer van Jurjans vasthouden. Die kon niet zuiver meer schieten, onvast van hand als hij op den duur door de drank was geworden. Opa hielp hem dan scherp te richten zodat hij op zijn eigen land goed toch tenminste een paar eenden had geraakt. Ik mocht dat onder geen beding te zien krijgen. Pas jaren later heb ik dat van anderen te horen gekregen. Ons Bloemendaal, 33e jaargang, nummer 1, voorjaar 2009 23

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 2009 | | pagina 23