twee auto's waren gestopt en weer waren doorgereden en ik
geen auto's meer zag aankomen, reed ik de zebra op.
Het ging langzamer dan ik had gehoopt omdat de weg
in het midden hoger is dan aan de zijkanten en mijn kar
niet gemaakt is voor hellingen, zo bleek. Ik stak mijn tong
tussen mijn tanden zoals ik normaal gesproken alleen doe
als ik een grote inspanning moet verrichten. Toen ik op de
vluchtheuvel was aangekomen hoorde ik voor en achter me
auto's rijden.
niet dood. Ik moest blijven leven tot mijn verhaal af was.
Het moest. Ik mocht nog niet dood.
Teruggaan was geen optie omdat ik dan op de vluchtheuvel
om mijn as zou moeten draaien wat om meerdere redenen
onmogelijk was.
Ik deed mijn ogen open en het viel me ineens op dat de
weg aan de rechterkant een scherpe bocht maakt, zodat het
verkeer pas op het allerlaatste moment ziet dat er een ze-
Ik werd er nerveus van en deed mijn ogen dicht en hield
mijn rechterhand voor mijn rechteroor. Ik vervloekte mijn
lamme linkerhand.
Het zou mij een jaar geleden niet uitgemaakt hebben als
ik onder een auto was verdwenen. Ik heb de afgelopen
achtendertig jaar een paar keer op het punt gestaan mij met
rolstoel en al van de trap te werpen, maar juist nu wilde ik
brapad loopt. Ik vroeg mij af of het toeval was dat de enige
oversteekplaats voor bewoners van ons verpleeghuis op
zo'n gevaarlijke en onlogische plek was aangelegd. Waren
mevrouw Van Haren en, vorig jaar, de heer Rombouts niet
op dit zebrapad doodgereden? Het zou een kleine moeite
zijn het zebrapad vijftien meter naar links te verplaatsen.
Waarom was dat niet gebeurd?
26
Ons Bloemendaal, 33e jaargang, nummer 1, voorjaar 2009