Theodorus Molkenboer Theo Molkenboer, opgeleid als timmerman en metselaar, was een van de eerste Nederlandse katholieke bouwmeesters die zich vanaf het begin van zijn carrière toelegde op het bouwen van kerken voor de rooms-katholieke eredienst. Van af het eerste kwart van de 19 de eeuw werkte hij in Leiden en omgeving, zijn geboortestreek. De bouw van drie imposante kerken in Leiden (de St. Petruskerk uit 1832, de Hartebrug- kerk uit 183S en de Mon-Père kerk uit 1837) markeren het begin van zijn oeuvre. Na 1 845 werkte hij door heel Ne derland, van Arnhem tot Bolsward en van Vlissingen tot op Texel. Naar schatting bouwde hij zo'n 70 kerken en kapellen, waarbij hij zowel de neoclassicistische als de neogotische stijl gebruikte. Een hoogtepunt in het werk van Molkenboer is de redemp toristenkerk aan de Keizersgracht in Amsterdam Overveen, houtconstructie van de wand van het middenschip, met riet en pleister (foto S. van Asseldonk) (1 852-1854), ook wel de Onbevlekt Hart van Maria gehe ten. Deze kerk in neogotische stijl was na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie de eerste grote nieuwgebouwde kerk voor de rooms-katholieke eredienst in Nederland. Ook hier zijn de uiterlijke kenmerken van de gotiek als spitsbo gen, bladkapitelen en kruisrib- en stergewelven uitgevoerd in hout bedekt met pleister en stuc. Overveen De O.L.Vrouwe Onbevlekt Ontvangen in Overveen werd gebouwd tussen 1855 en 1856. Het is een driebeukige neogotische kerk met transepten en een vijfzijdig gesloten koor gericht op het oosten en een toren aan de westzijde. Het type wordt ook wel een pseu- dobasiliek genoemd omdat het middenschip wel boven de zijbeuken uitkomt maar geen bovenramen heeft. In het verhoogde middenschip zijn blinde raamnissen gemaakt. Molkenboer heeft hier het middenschip en de zijbeuken in één overdekte ruimte gevat. De driebeukige binnenruimte is niet aan de buitenkant af te lezen, zoals dat bij de mid deleeuwse gotische basiliek meestal wel het geval is. Binnen de stenen muren van het exterieur is een in gotische stijl opgetrokken houten middenschip met zijbeuken getimmerd. Het gehele binnenwerk is feitelijk een houtskelet. Zo lijken de acht zuilen van het middenschip van steen maar zijn van hout. Het zijn 14 nieter lange stijlen van dennen hout van 30x30 centimeter, die in feite de dragers van het houtskelet zijn. Met houten ribben en pleisterwerk zijn ze opgewerkt tot gotische bundelpijlers. Net als bij de traditio nele Hollandse houtbouw, rusten de stijlen op natuurstenen sokkels. Boven de gewelven van de kerk zijn de onbewerkte bovendelen van de stijlen zichtbaar. De vier kruisingspijlers, op het vieringpunt waar schip en zijbeuken elkaar kruisen, zijn overigens wel in metselwerk opgetrokken. Houten raamwerken Ook de arcade van spitsbogen en de opgaande wanden van het schip zijn houten raamwerken waartegen verticaal lange rieten matten zijn bevestigd. Op de zolder van de zijbeuken is deze constructie duidelijk herkenbaar en is ook te zien hoe de blinde raamnissen in de bovenwanden in reliëf zijn getimmerd. Vervolgens zijn deze wanden vanuit het mid denschip gepleisterd en met een fijnere stuclaag afgewerkt. Gotische elementen als profiellijsten, koolbladkapitelen onder de aanzet van de gewelfstructuur zijn volledig in stuc uitgewerkt. De gewelven boven het middenschip en de zijbeuken zijn ook in hout en pleisterwerk uitgevoerd. De constructie van het gewelfhout bestaat uit spitsvormige korbelen die de kruisstructuur van het gewelf vormen. Daartussen zijn dwarsgeplaatste schenkelstukken getimmerd, die uiteindelijk de dragers zijn van het dunne latwerk dat er onder tegenaan is gespijkerd met een tussenruimte van circa 1 a 2 centime ter. Daarna kon het geheel worden gepleisterd en gestuct. Door deze constructie heeft het gewelf zelf nauwelijks gewicht. De steunberen in het buitenmuurwerk hebben dan ook geen functie omdat de houten gewelven geen zijwaartse drukkrachten uitoefenen. 20 Ons Beqemendaai, 34e jaargang, nummer 3, najaar 2010

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 2010 | | pagina 20