Witte bloesem
Pieter van der Werff(1845-1916), tuinbaas op De Rijpen de dichter Petrus de Génestet (1829-1861) trof
hetzelfde wrede lot. Pieters achterkleinzoon laat ze elkaar in de Bloemendaalse duinen ontmoeten, in een
weefsel vanfeiten en geloofwaardige fictie.
Peter van derWerff
Pieter van der Werff ziet het
levenslicht in 1845 en leert het
tuinvakvan zijn vader, tuinbaas op
Duin en Daal. Hij ontwikkelt zich snel
en pikt de kennis en vaardigheden
op die nodig zijn om zelf ook tuinbaas te worden.
Na anderhalfjaar stage op een buitenplaats in
Wassenaar keert hij op zijn tweeëntwintigste terug
naar Bloemendaal en wordt tuinbaas op De Rijp.
Hij trouwt na zes jaar, op 5 november 1873, met
Catharina van der Grampel uit Breukelen.
Zij zijn blij met de mooie behuizing in het rijtje
dienstgebouwen tussen de grote villa en de
poort, met de achterkanten tegen de Mollaan
aan. Catharina gaat vol levenslust aan de gang in
het nieuwe huis. Op de winterse dag van twaalf
februari komt schoonmoeder Maria een wild konijn
brengen, gevild en al. Maria draagt met plezier
een oud, bijhorend recept over aan Catharina.
"Wild", zegt zij, "moetje eerst pikeren. Je rijgt dunne
reepjes spek door de buitenkant van het vlees.
Daar voorkom je mee dat het vlees bij het braden
uitdroogt. In de stoofpan doe je er nog wat spek
bij, en verder gekneusde jeneverbes en peper, grof
gesneden uien, knoflook en een laurierblad."
De stoofgeur trekt door het huis. Als Pieter
thuiskomt laat hij een behaaglijk gebrom horen.
Catharina kijkt een beetje flirtend onderuit naar
hem. Het jonge koppel verheugt zich op wat
er komen gaat. Zij genieten van het gestoofde
duinkonijn en brengen een nacht door die daar
niet voor onder doet.