Aanbesteding Straatverlichting.
De Raad der gemeente Heemstede;
Gehoord het voorstel van Burgemeester en Wethouders
tot onderhandsche aanbesteding van het aansteken en on-
derhouden der 67 gemeente-lantaarns met de levering der
daarbij benoodigde petroleum, glazen, peer en pitten ge-
durende het tijdvak van 1 Januari tot en met 31 December
1908 met dien verstande, dat de lantaarns in den Hout het
geheele jaar moeten branden met uitzondering van die
achter de Societeit, welke aileen in het muziekseizoen ver-
licht moet worden, terwijl de overige zullen moeten bran-
den van 1 Januari tot en met 30 April en van 1 Augustus
tot en met 81 December 1908;
Heeft besloten
Het aansteken en onderhouden dier gemeente-lantaams
met bijlevering als bovengenoemd op te dragen aan A.
Verdonschot te Heemstede voor de som van Een duizend
twee honderd en twintig gulden, onder de volgende
voorwaarden
Art. 1.
De aannemer is verplicht de lantaarns met de lampen
steeds goed schoon te houden, de lampen steeds voldoen-
de met Amerikaansche petroleum te vullen en van be-
hoorlijke pitten te voorzien, en dezelve te ontsteken en te
blusschen op de uren door Burgemeester en Wethouders,
overeenkomstig het ondergaan der zon en het schijnen
der maan te bepalen.
Eene opgave daarvan wordt hem vöör den eersten van
iedere maand ter hand gesteid.
Het aansteken der iantaarns moet zöö tijdig aanvangen,
dat alle lantaarns uiterlijk 15 minuten na het vastgestelde
uur branden,
Behalve bij lichte maan zal het blusschingsuur 12 uur
's nachts zijn.
ART. 2.
Voor de eerste maal worden den aannemer de iampen
met branders doch zonder katoen, en de glazen, voor zoo-
ver nog aanwezig, verstrekt.
Het breken der lampen, lampeglazen en branders, door
welke oorzaak ook ontstaan, komt voor rekening van den
aannemer.
De aan de gemeente toebehoorende ladders en kannen
kunnen door hem worden gebruikt. Hij is verplicht al
hetgeen hem verstrekt is, binnen 14 dagen na afloop der
aanneming ten Raadhuize of ter plaatse door Burgemeester
en Wethouders aan te wijzen in goeden staat terug te brengen.
ART. 3.
De lampen moeten helder branden en mogen niet walmen.
Art. 4.
De aannemer is verplicht het onderhoud der lantaarns,
kappen en ramen op zich te nemen, onder welk onderhoud
begrepen wordt: