12
voor de
Water-
leiding.
X.
Mededeelin-
genRegle-
ment van
Orde. Ver-
slag Comm.
tot Wering
van School-
verzuim.
Aanbeste-
ding straat-
verlichting.
Aank. ber-
men en rech-
ten Heeren-
weg. Verh.
jaarw. der
Wethouders.
Verslag gez.
heids-toest.
over 1907.
Commissie te benoemen tot onderzoek van dat rapport en
om in zake de Waterleiding de noodige voorstellen aan
den Raad te doen. Spreker herinnert aan art. 29 ran het
Reglement van Orde voor de raadsvergaderingen en vraagt,
of de Raad goedvindt, dat de Voorzitter de leden der
Commissie aanwijst. De Raad kan dit algemeen goed vinden.
De Voorzitter bepaalt hierop, dat de Commissie behalve
hij zelf, zal bestaan uit twee leden en vraagt aan de heeren
Dr. Droog en Honig, of zij bereid zijn in de Commissie
zitting te nemen.
De heer Dr. Droog verklaart zich hiertoe bereid en zoo
ook de heer Honig, nadat hij eerst er op gewezen heeft,
dat zijn tijd nogai beperkt is door zeer drukke bezigheden.
De Voorzitter antwoordt hierop, dat het juist gewenscht
is, dat iemand als de heer Honig, die als man van zaken
daarop zoo goeden kijk heeft, in de Commissie zitting
neemt, waarop de Raad door applaus zijne instemming be-
tuigt met deze woorden.
De Voorzitter deelt mede, dat Gedeputeerde Staten de
wijziging van het Reglement van Orde voor de Raadsver-
gaderingen voor kennisgeving hebben aangenomen, dat is
ingekomen het verslag van de Commissie tot Wering van
Schoolverzuim over het jaar 1907, dat Gedeputeerde Sta-
ten hebben goedgekeurd de Raadsbesluiten tot onderhandsche
aanbesteding der straatverlichting voor 1908 en tot aan-
koop der bermen, boomen en rechten van den Heeren-
weg, alsmede dat Gedeputeerde Staten de jaarwedden van
de Wethouders hebben vastgesteld op het voorgestelde
bedrag.
Vervolgens leest de Voorzitter voor het verslag van den
Gezondheidstoestand over 1907, van den gemeente-arts
Dr. Droog, waaruit blijkt, dat dit geene aanleiding gaf
tot buitengewone bezorgdheid en waarin wordt aanbevolen
maatregelen te nemen, ten einde de vervuiling van lucht
en bodem tot een minimum te beperken, daar tegenwoor-
dig de gezondheidstoestand in de steden beter schijnt
dan in de dorpen.
Naar aanleiding van dit verslag zegt de Voorzitter, dat