Artikel VI.
Elk der mannelijke onderwijzers, het hooîd der school
hieronder begrepen, geniet eene tegemoetkoming in de
bijdragen voor het Weduwen- en Weezenpensioen ten be-
drage van vijf en twintig gulden per jaar.
Artikel VII.
Elk der mannelijke onderwijzers, die het hoofd der school
bijstaan, geniet, indien hij gehuwd is of is geweest en den
Ieeftijd van acht en twintig jaren bereikt heeft, eene tege-
moetkoming in de huishuur ten bedrage van een honderd
gulden per jaar.
Artikel VIII.
De jaarwedden van onderwijzers, uitsluitend belast met
het onderwijs in een of meer der vakken, genoemd in
art. 2, onder h—t, der Wet tot regeling van het lager
onderwijs, worden zoo noodig bij afzonderlijk raadsbesluit
geregeld.
Artikel IX.
Mocht in eene vacature op de in artikel 1 dezer ver-
ordening vastgestelde jaarwedde niet of niet-behoorlijk
kunnen worden voorzien, dan is de Raad bevoegd, onder
goedkeuring van Gedeputeerde Staten, eene hoogere jaar-
wedde toe te kennen, met dien verstande, dat de op eene
verhoogde jaarwedde benoemde onderwijzer voor de ver-
hoogingen, bedoeld in artikel 1, slechts in aanmerking
komt, indien en voor zoover de bij zijne benoeming toe-
gekende jaarwedde minder bedraagt dan die, welke hij bij
toepassing van de bij deze verordening vastgestelde rege-
ling zou genieten.
X.
Ingeval een onderwijzer wegens ongesteldheid verhinderd
is zijne betrekking waar te nemen, wordt zijne jaarwedde
gedurende zes maanden geheel uitbetaald, daarna geduren-
de zes maanden voor de helft ingehouden, terwijl bij ver-
dere verhindering voor ieder bepaald geval, onder goedkeu-
ring van Gedeputeerde Staten, eene afzonderlijke regeling
zal worden getroffen.
XI.
Onderwijzers, die ter vervulling van hunnen militie- of
landweerplicht onder de wapenen of in werkelijken dienst
moeten komen, zijn verplicht daarvan tijdig aan het ge-
meentebestuur kennis te geven.
Behoudens de gevallen, in het laatste lid van dit artikel
bedoeld, wordt hunne jaarwedde gedurende hun verblijf