9
sticht en nu feitelijk alleen verlenging van dat hekwerk
wordt aangevraagd.
De Voorzitter zet uiteen, dat wanneer de door den heer
Honig bedoelde aanvraag was toegestaan slechts een zeer
klein stukje gemeentegrond zou zijn in gebruik genomen,
terwijl adressante zich op eigen grond goed kon behelpen;
voor het in gebruik geven van dat kleine stukje grond
zouden bovendien verschillende besluiten hebben moeten
genomen worden en het hek zou minder mooi gestaan
hebben, dan het nu staatvoor het St. Bavo - Gesticht
daarentegen zal het hekwerk volstrekt niet misstaan, ook
laat de breedte van den weg op dat punt het veel beter
toe en bovendien kan voor eene inrichting van philanthro-
pischen aard, meer gedaan worden dan voor een particu-
lier.
De heer Van den Berg is in beginsel niet tegen de
vergunning tot plaatsing van het hek, maar wel tegen de
voorwaarde, dat de recognitie op 1 - per jaar blijft be-
paald evenals vroeger, terwijl het hekwerk nu tweemaal
zoo lang wordt, overigens acht hij het geheele gevolgde
stelsel van recognitie heffen beneden het redelijke en niet
in overeenstemming met de rechten, die geheven worden
voor het hebben van straatjes in gemeentegrondbij zoo
groote uitgestrektheid van gemeentegrond, als hier wordt
in gebruik genomen, wel 30 M2 behoorde naar zijne mee-
ning de recognitie vrij wat hooger gesteld te worden.
De Voorzitter antwoord hierop, dat in 1900 ook over
de hoegrootheid van den in gebruik genomen grond is
gesproken, maar dat werd geoordeeld, dat een liefdadig-
heidsgesticht niet te zwaar moest worden getroffen, bo-
vendien is de bedoeling der heffing eener recognitie uit-
sluitend te behouden eene erkenning van het eigendoms-
recht der gemeente.
De heer Van den Berg betoogt, dat, als het hekwerk
gedeeltelijk reeds geplaatst was geweest, nu voor het an-
dere gedeelte ook eene vergunning zou zijn verleend, met
eene recognitie van /1-, zoodat hij meent, dat in elk ge-
ral de recognitie op 2 - behoorde bepaald te zijn.
De Voorzitter antwoordt. dat dan toch even goed de