7
een perceel, waarvan de jaarlijksche huurwaarde niet meer
bedraagt dan tweehonderd gulden kan op aanvrage als be-
doeld in art. 3 in het door hem aangeduide perceel gas
ontvangen over een muntmeter.
Bij de aanvrage wordt gevoegd eene, door den eigenaar
van het perceel geteekende kostelooze verklaring, dat hij
geen bezwaar heeft tegen den aanleg in zijn perceel van
eene muntgas - installatie, welke het eigendom blijft der ge-
meente - gasfabriek en door haar desverlangd kan worden
weggenomen.
Art. 22.
Voor de dienstleiding geldt het bepaalde in Art. 11,
echter met dit verschil, dat de kosten van den aanleg van
de dienstleiding tot eene maximum lengte van twaalf meter
door de gemeente - gasfabriek worden gedragen.
Art. 23.
De aanleg van de muntgas-installatie met eene binnen-
leiding van hoogstens vijf en twintig meter geschiedt door
of vanwege en voor rekening van de gemeente-gasfabriek.
Indien de binnenleiding langer is dan de hiervoren be-
doelde, wordt het langere gedeelte door of vanwege de ge-
meente-gasfabriek, maar voor rekening van den aanvrager
aangelegd.
Art. 24.
De aanleg van eene muntgas-installatie bestaat in het
aanbrengen van
1. de binnenleiding.
2. een harplamp met walmvanger, kap, gasgloeilicht-bran-
der, kristalglas, gloeikous en stift.
3. een éénledigen wandarm met lilliputbrander, kousje, stift
en ballon.
4. een vasten wandarm met idem, en
5. twee één-gatscomforen (groot en middelsoort) of één
twee-gatscomfoor naar keuze van den aanvrager.