28
De heer Van den Berg sluit zich aan bij den heer Honig,
dat de werktijd zeer kort is, en meent niet dat het werk
aîmattend is. waarop de Voorzitter antwoordt, dat intellec-
tueele arbeid vermoeiend is.
De heer Van den Berg meent integendeel, dat het werk
afwisselend is, daar de secretarie wel op een vragenbureau
gelijkt.
L)e Voorzitter betoogt dan, dat juist daarin het moeilijke
is gelegen, dat iemand aan zijn werk bezig is en dan
d°or de vragen van het publiek weer uit zijn werk uit is.
Als de heer Van den Berg in overweging geeft maat-
regelen te nemen, dat sommige ambtenaren daarvan vrij
zullen zijn, zegt de Voorzitter, dat dit zal kunnen geschie-
den, als een derde ambtenaar wordt aangesteld.
De heer Van den Berg betoogt vervolgens nog, dat als
hoogere salarissen gevraagd worden, aan de ambtenaren ook
hoogere eischen mogen gesteld worden, hij wijst er op, dat de
belasting stijgt en de toestand der industrie niet rooskleu-
rig is. waarom hij liever alles had willen laten blijven,
zooals het was.
De heer Van der Weiden heeft er nog al bezwaar tegen,
dat de secretarie om half een zou worden gesloten en zou
ze liever tot een uur open houden.
De heer Honig deelt vervolgens mede, dat de Financieele
Commissie, van oordeel is, dat eene categorie is vergeten
en wel de Wethouders, die slecht bedeeld zijn, waarom
de Commissie voor dezen een kleine verhooging voorstelt.
Het voorstel der Commissie is de jaarwedden van den
Burgemeester en den Secretaris elk met f 150 en die der
Wethouders voor ieder met f 50 te verhoogen en wat de
ambtenaren betreft, na de gegeven toelichting, dat een
volontair niet wenschelijk is, in het verzoek te bewilligen
om een derden ambtenaar.
Als de Voorzitter daarop vraagt, of voor den Ontvanger
en de twee ambtenaren ter secretarie geene verhooging
wordt voorgesteld, antwoordt de heer Honig ontkennend.