VERORDENING
op de benoemlng en indienststelling van het
personeel bij de Gemeente-Gasfabriek en
'Waterleiding.
Art. 1.
Het personeel wordt onderscheiden in
I. Vaste Werklieden.
II. Voorloopig aangestelde werklieden.
III. Losse werklieden.
IV. Kantoorbedienden.
ART. 2.
Een vast werkman, een voorloopig aangestelde werkman
en de kantoorbedienden worden aangesteld en ontslagen
door Burgemeester en Wethouders, op aanbeveling opge-
maakt door of op voordracht van de betrokken Raadscom-
missie van bijstand, in overleg met den Directeur der
Gasfabriek en Waterleiding.
De benoeming vervalt, indien door den benoemde, binnen
veertien dagen na de benoeming, niet het bewijs is over-
legd van een der gemeente-artsen, dat hij, bij een genees-
kundig onderzoek, lichamelijk geschikt is bevonden, voor
de op te dragen werkzaamheden.
De schorsing van een vast werkman, van een voorloopig
aangestelden werkman en van de kantoorbedienden geschiedt,
zoo de zaak geen uitstel lijdt, door den Directeur, die
daarvan onmiddellijk kennis geeft aan den Voorzitter der
betrokken Commissie van bijstand. Schorsing door den
Directeur gaat den tijd van acht dagen niet te boven.
Schorsing door Burgemeester en Wethouders gaat den tijd
van drie maanden niet tc boven.
Voorloopig aangestelde werklieden zijn werklieden, aan
wie het vooruitzicht is geopend later als vast werkman te
worden aangesteld.
ART. 3.
De aanstelling van een los werkman geschiedt door den
Directeur der Gasfabriek en Waterleiding, die van de aanstel-
ling telkens onmiddellijk kennis geeft aan den Voorzitter
der betrokken Commissie van bijstand.
Losse werklieden zijn werklieden, die voor tijdelijken
dienst zijn aangenomen.
Het ontslag van een los werkman geschiedt door den
Directeur.