30 November 1909.
25 -
om deze redenen stelt de meerderheid van het Col-
lege van Burgemeester en Wethouders voor het ver-
zoek niet in te willigen, de minderheid meent echter,
dat er termen aanwezig zijn om het verzoek toe te
De heer Van den Berg kan zich volkomen veree-
nigen met het voorstel van Burgemeester en Wet-
houders om het verzoek niet toe te staan, en zulks
om reden het besluit tot vaststelling van de rooilijn
van den Heerenweg nog eerst sedert kort is geno-
men en, wordt nu weer atwijking toegestaan, dan
naar zijne overtuiging talrijke verzoeken om afwijking
zullen volgen. Spreker zou in overweging willen
geven, om, als in het vervolg afwijking wordt ver-
leend, dan de voorwaarde te stellen, dat bij eventueele
onteigening geen vergoeding behoeft betaald te wor-
den van hetgeen binnen de rooilijn gebouwd wordt,
wel echter voor den te onteigenen grond.
De Voorzitter zou wel in beginsel voor dit laatste ge-
voelen, doch gelooft dat daaraan nog aljuridieke bezwa-
ren zijnverbondenjhetistoch de vraag, of een opvolger
in den eigendom aan die voorwaarde zou gebonden
zijn, het is eene bepaling ten behoeve van een ander.
De heer Dr. Droog wijst er op, dat het hier den
Rijksstraatweg geldt, hij zou het niet noodig achten
dergelijke bepaling ten behoeve van het Rijk te maken,
waarop de Voorzitter opmerkt, dat nog onbekend is,
in wiens belang onteigening zou noodig zijn.
De heer Van der Eijken gevoelt wel voor het
denkbeeld van den heer Van den Berg, daar er dan
minder bezwaar zou zijn om eene afwijking toe te
staan.