30 November 1909. 2h De Voorzitter meent, dat het practische gevolg zou zijn, dat niemand binnen de rooilijn zou bouwen. De heer Van Meeuwen deelt geheel deze meening, hij wijst er verder op, dat in het onderhavige geval een bestaand gebouw alleen wordt verhoogd, de be- nedenverdieping blijft zooals ze is; spreker betwijfelt, of, als er na een jaar of 10 onteigening noodig was, het gebouw dan wel zooveel meer waarde zou hebben dan het nu heeft; bij afwijzing zou de eigenaar een nieuwe bloembollenschuur moeten bouwcn. Bij de vaststelling van de rooilijn van den Heeren- weg, heeft bij hem de meening voorgestaan, dat het voornamelijk betrof nieuwe perceelen en spreker zou daarvoor nooit afwijking willen toestaan. Dit perceel echter is nog hecht en sterk, er kan heel gerust eene bovenverdieping op gemaakt worden de burgerij behoort niet zonder noodzaak op kos- ten gejaagd te wordenbij den heer Kersten is afwijking verleend in verband met diens mooie, nog bijna nieuwe huis en dit werd nog vergroot; dat het hier over eene schuur gaat, legt bij spreker geen ge- wicht in de schaal; door de afwijzing V2n het verzoek wordt de toestand niet bcter, want het perceel blijft staanbij vergrooting of verbreeding van het perceel zou spreker er echter sterlc tegen zijn geweest om af- wijking te verleenen. De heer Honig kan zich volkomen vereenigen met het gesprokene van den heer Van Meeuwenspreker zou afwijzing zeer onredeiijk vinden in verband met hetgeen aan den heer Kersten is toegestaandaar toch is bijgebouwd op open grond, liier wordt alleen eene verdieping aangebracht op een bestaand gebouw

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1909 | | pagina 26