31 Maart 1910.
21
boom is uitgevaüen, ingevolge de verordening niet
in de bestaande rij zou mogen bijgeplant wordenals
eene haag een Meter van den kant staat, dan komt
daar een looppad en dan juist wordt de vaart ver-
smald.
De heer Van Meeuwen vindt het uitstekend, dat o-
verhangende takken moeten worden afgeslagen; de
bepaling onder c van het wegruimen van bestaand
houtgewas vindt spreker al te kras, het is een scherm
voor beschutting tegen den wind, hij zou het wel een
harden maatregel vinden.
De Voorzitter zegt echter ook cp het feit te kunnen
wijzen, dat door het planten van wilgenpoten op den
oever deze is aangegroeid, waarop de heer Van Meeu-
wen opmerkt, dat dit niet kan gebeuren, als de takken
moeten worden weggehakt.
De heer Van Wickevoort Crommelin wijst op het
groote bezwaar voor de buitenplaatsen Iangs de Leid-
sche Vaart, als de boomen, die op den vaartkant staan,
zouden moeten worden weggerooid, deze vormen ou-
de schermen, die onmisbaar zijn voor het behoud van
de buitens.
De Voorzitter betoogt, dat het voorgestelde artikel
niet de bedoeling heeft te plagen, te hinderen of het
lastig te maken, maar alleen om de vaarten te behou-
den op de volle breedte, spreker kan zich bij de be-
zwaren goed neerleggen.
De heer Van den Berg vraagt, of het niet gewenscht
zou zijn een anderen maatregel te nemende ge
meente heeft thans een dagelijksch opzichter en nu
zou kunnen bepaald worden, dat op de kanten van
vaarten geen hout mag geplaatst worden dan op ver-