31 Maart 1910.
7
De Voorzitter zegt, dat de door den heer Van den
Berg genoemde gevallen beide ergerlijke feiten zijn
zoowel van het schenken aan dronken personen als
van het onbeheerd laten staan van trekdieren wordt
proces-verbaal opgemaaktnog kortelings is dit ge-
beurd wegens het onbeheerd laten staan van een
paard, en ook wegens het schenken aan dronken per-
sonen is dit reeds geschied, o. a. toen geschonken
was aan iemand beneden den leeftijd van 16 jaar;
wordt dit feit bewezen, dan wordt het streng gestraft.
Spreker vervolgt dan dat door den rechter reeds
enkele malen is beslist, dat een paard dat los voor
eene kroeg stond, feitelijk niet onbeheerd is, als daar-
op van uit de kroeg het oog gehouden wordt.
Burgemeester en Wethouders gaan met het streven
mee, dit blijkt ook uit het praeaevies, zij vinden het
verdrinken van het weekloon een ergerlijk feit, doch
den voorgestelden maatregel vinden zij niet den juis-
ten het misbruik van sterken drank neemt af, spreker
heeft het noggekend, dat bij de 50000 liter sterken drank
gedronken werd en in 1909 bedroeg dit aantal 37000
literhet besef, dat de sterke drank nadeelig is, dringt
door, de menschen worden verstandiger.
De heer Van den Berg merkt op, dat een veld-
wachter, als hij een waggelenden persoon ontmoet,
kan informeeren waar deze dronken is geworden, e-
venals onderzoek wordt gedaan als er gestolen is.
De Voorzitter meent, dat dit moeielijk is, hij gelooft
niet, dat het goed is dit in het openbaar te bespre-
ken, maar hij wil het wel aan den heer Van den Berg
persoonlijk uitleggen.
De heer Van den Berg acht dengene, die te veel