28 Juni 1910. 15. De Voorzitter vervolgt, dat de heer Honig wel ge- zegd heeft, dat alles niet zoo precies kan worden af- gepast, waarbij deze wees op de openbare school, doch spreker betoogt dat er verschil is tusschen be- taling in klinkende munt, en het afleggen van een grooteren afstand. Aan den heer Van den Berg, antwoordt de Voor- zitter, dat het nogal eene heele boekhouding voor de tolgaardster zou geweest zijn, om de gelden betaald door ingezetenen en door vreemden afzonderlijk te noteeren en dit is tot nu toe niet geschied. Spreker zegt ten slotte, dat de ontslag-aanvrage van de tolgaardster de gelegenheid v as, om de op- heffing van den tol weer ter sprake te brengen. De heer Honig meent, dat wel 95 pCt. der ingeze- tenen den tol kunnen ontwijken, en is voor het be- houd, omdat ook vele vreemde rijtuigen en automo- bielen aan den tol mee betalen en de gemeente groo- te uitgaven heeft. De heer Van Houten is van meening, dat de zui- vere opbrengst van den tol niet f 1000 zal biijven, maar zal verminderen, omdat de vreemden hoe langer hoe beter den weg buitenom weten. Spreker zou eenigszins mee kunnen gaan met het gesprokene door den heer Van Meeuwen, maar het beter oordeelen den tol op de bestaande plaats te la- ten en een tolboom bij te plaatsen op de Camplaan ongeveer bij de Wippervaart, bij het passeeren van den eenen tolboom zou dan een vrijbiljet voor den andere kunnen gegeven worden, de inwoners van Haarlemmermeer kunnen dan den tol niet misrijden en zoo zou in toepassing komen, wat een der Raads-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1910 | | pagina 15