28 Juni 1910. 16. leden bij de vorige behandeling zeide, dat zij, die de wegen stuk rijden, er ook maar aan moeten betalen. Spreker blijft echter voor opheffing van den tol op den Binnenweg omdat de gemeente al hare andere wegen in orde maakt zonder tolheffing op die wegen. De heer Van den Berg zegt, dat het de quaestie is, °f de to1 rendabel is of niet; als deze zich niet be- druipt, dan zou spreker er over heen stappen om hem op te ruimenal zal volgens den heer Van Houten de opbrengst verminderen, dan is een klein winstje n°g een zoet winstje en spreker wil dit niet weggooien. De Voorzitter merkt nog op, dat het beste bewijs, dat de toï is een sta in den weg, wel dit is, dat nie- mand, die hem mis kan rijden, er door rijdt, het is dus eene belemmering voor het verkeer en een vrij verkeer is in het belang der gemeente. Met goedvinden der vergadering voert de heer Ho- nig voor de derde maal het woord, en geeft daarbij toe, dat de tol een beletsel is voor het vrije verkeer. De heer Van Meeuwen wenscht de heer Honig te antwoorden, dat hij het met hem eens is, dat in het algemeen getracht moet worden eene bestaande winst te behouden, spreker betreurt het echter, dat de tol zoo geplaatst is, dat slechts eenige inwoners dezer gemeente daarvan den grooten last hebben en die uit omliggende gemeenten den tol kunnen ontwijken; mocht daarom besloten worden den tol te behouden, dan wil hij voorstellen hem zoo te verplaatsen, dat juist vreemden daaraan het meeste zullen betalen'. De Voorzitter meent, dat de zaak nu voldoende be- sproken is en brengt daarom in stemming het voor- ste' van Burgemeester en Wethouders om met ingang

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1910 | | pagina 16