28 October 1910.
21
de Vergadering het met zijn gevoelen niet eens is,
zal hij er niet verder over spreken.
De Voorzitter kan zich het geval op tweeërlei ma-
nieren denken, hij erkent, dat het dan niet het oogen-
blik is om aan geldzaken te denken maar wel aan het
goede werk door het doen van eene gave, voor de
armen. De heer Honig blijft echter van meening, dat
daaraan niet wordt gedacht.
De heer Van Meeuwen zegt, dat het bijna een al-
gemeen gebruik is; hij die erg droevig is kan voorbij-
loopen, doch de andere familieleden en de omstanders
kunnen dan iets geven, spreker kan het niet stuitend
vinden.
De Voorzitter zet uiteen, dat, als het gebruik hier
niet bestond, hij het niet zou invoeren, doch hij zal
nu ook geen voorstel doen om het af te schaffen, spre-
ker kan voor ieder argumenf gevoelen.
De heer Honig verklaart hierop in deze geen voor-
stel te doen, waarop de begrooting der inkomsten en
uitgaven van het Burgerlijk Armbestuur wordt vastge-
steld aan inkomsten en uitgaven op een gelijk bedrag
van f 6611.42, en het volgende besluit genomen
De Raad der Gemeente Heemstede;
Gezien de door het Burgerlijk Armbestuur inge-
diende rekening over 1909, goedgekeurd bij raadsbe-
sluit van 15 September 1910;
Gezien de begrooting voor 1911 van genoemd Be-
stuur
Gelet op art. 5961 der wet van 28 Juni 1854
(Staatsblad No. 100);
Overwegende, dat de volstrekte noodzakelijkheid van