9 Februari 1911.
3
Spreker heeft nagegaan, dat deze veel werk kan
kn'jgen.
De Voorzitter zegt, dat in Bussum, waarnaar een en
ander is geregeld, de Opperbrandmeester een beloo-
ning van f300 ontvangt.
Burgemeester en Wethouders meenden, dat de op-
perbrandmeester een behoorlijk salaris moest hebben,
omdat op dezen groote verantwoordelijkheid rust en
men dan over zoo iemand meer te zeggen heeft.
Wat de belooning van den Secretaris betreft, deze
acht spreker hoog genoeg, omdat hij niet gelooft, dat
aan die beirekking zooveel werk verbcnden zal zijn
vermoedelijk zal een ambtenaar ter secretarie worden
aangewezen, die het werk wel in zijn vrijen tijd moet
doen, maar het als een douceur moet beschouwen
daar het korps veel kleiner wordt dan vroeger, zullen
de mutaties niet zoo groot zijn.
De heer Van den Berg vindt toch de belooning wel
wat laag, waarmede de heer Honig het eens is.
De heer Van Meeuwen merkt op, dat de secrefaris
niet present behoeft te zijn bij brand zooals de ande-
re aangestelden, hij vindt het salaris in evenredigheid
van het werk voldoende.
De Voorzitter zet verder uiteen, dat de Secretaris
alleen belast is met het schrijfwerk, en dat bij elke
spuit slechts 12 menschen zullen worden aangesteld.
Er zijn altijd menschen genoeg bij een brand, om
10 geval van nood tijdelijk meer personeel aan te ne-
men.
De bestaande Brandweer is duur wegens het groo-
te korps, zoodat een brand verschrikkelijk veel kost,
dit zal in het vervolg verminderen.