26 October 1911.
- 2
een vriend hadden verloren.
Het is ons zoo weemoedig hier thans die ledige
plaats te zien, drie weken geleden nog door hem be-
zet en voor mij is het bijzonder treffend, omdat hij, met
wen ik door vriendschappelijke banden verbonden
was, het eenige overgebleven Raadslid was van de
tien, die bijna 20 jaar geleden mij als hun Voorzitter
zagen komen.
Vo°r de Gemeente heeft hij zeer veel gedaan.
Ruim 29 jaar was hij haar vertrouwensman als lid
van den Raad en ruim 9 jaar was hij uw vertrouw ens-
man als Wethouder.
En dat vertrouwen heeft hij niet beschaamd.
Naar eed en geweten en met zijne vele goede ga-
ven van hart en verstand heeft hij de opdracht hem
gegeven ten uitvoer gebracht.
Hij gevoelde het gewicht van zijn ambt, wist, dat
het hem verplichtingen oplegde en hij volbracht 'dien
plicht met getrouwheid en stiptheid Wellicht mocht
hij soms wat zwaar tegen de dingen opzien, maar dit
kwam omdat hij een voorzichtig man was, die niet
gemakkelijk over de zaken heen gleed. Toch was hij
als 't er op aan kwam, flink en doortastend - ik weet
het bij ondervinding en accuraat was hij in alles
als misschien geen ander.
Het was voor mij een rustig gevoel te weten, dat hij in
den Raad naast mij was gezeten, want ik v. ist, dat
als lets mijn aandacht ontging, hij er mij opmerkzaam
op zou maken, hetzij door een fluisterend gesproken
woord, hetzij door een mij voorgelegd briefje.
En als ik afwezig was, dan wist ik ook dat ik zoo
gerust de zaken aan hem kon overlaten. Gedurende
mijn laatste verlof is dit nog zoo duidelijk gebleker!
Daarbij was hij een vriendelijk man, waardeerend
10 zlin oordeel over anderen, iemand met wien het
aangenaam was om te gaan en de zaken te behande-
len.