,an Uet bepaalde in art. 34 of het 4erde litl ,an art.
35 omtrent de opzeggingstermijnen - worden ontsla-
gen- tenzij hij bij zijne laatste indiensttredmg den lee -
tijd' van 35 jaar nog niet heeft bereikt en, wanneer
daarvoor gelegenheid is, bereid en
om voorloopig of als vast werkm.n te vorden aange
St<S«l De losse werkman, die ingevolge het bepaalde in
het vorige lid is ontsiagen, mag gedn^nde ge»^er
tijdvak dan 4 weken en ten boogste m 13 weken
het kalenderjaar als zoodanig meei
AaT. 6.
(1) Om als werkman voorloopig te kunnen worden
aam-ésteld moet men den leeftijd van 20 jaar berekt
en - eventneel bij zijne laatste l"di™s"re^f
werkman dien van 35 jaar nog met bereikt hobbc
Z M een geneesknndig onderzoek liehamelijk geschtkt
zîjn bevonden voor de op te dragen werkzaamhedem
Dc regelen voor de kenring worden door den Raad
vastgesteld. Voor eene voorloopige ™,elli,|K
gebleken gescbiktheid, werklieden, ie J
Sk van dîenst als los werkman in J als
los of jeugdig werkman in dienst ztjn 1-* j„
gens gebrek aan werk zijn ontslagen, bij
TkÏe voorloopige aanstelling geschied, door Bnrge-
gemeester en Wethoudcrs op aanbevebng van hethoofd
rVrnîer de voorloopig aangestelde werkman
nadat hij in 104 weken dienst heeftmt de
vast werkman is aangesteld, I,loet i''J J°lid
ncming van het bepaalde in art. 34 of 'o'J1""
van art. 35 omtrent de opzeggingstermijnen
ontslagen.