21 MEI 1912.
14
loon dan f 10.80 vastgesteld. Deze bedragen worden
voor vaste (of voorloopig aangestelde) werklieden met
f 0.60 verhoogd en voor hoofden van een gezin met
nogmaals f 0.60.
(2). Onverminderd het bepaalde in het vierde lid van
het vorige artikel ten aanzien van gepensionneerden,
kan voor enkele. door Burgemeester en Wethouders aan
te wijzen categorieën van werklieden zooals nachtwakers,
keetknechts en dergelijken, wier werkzaamheden geacht
worden niet met die van gewone werklieden gelijk te
staan, een lager loon worden vastgesteld. Deze bepaling
geldt ook voor werklieden die den 65 jarigen leeftijd
bereikt hebben.
Art. 23.
(1). Wanneer wordt gewerkt buiten den op den werk-
rooster aangegeven werktijd ingevolge opdracht daartoe
hebben de werklieden, recht op betaling van overuren.
(2). Die betaling bedraagt behalve voor de werk-
lieden, die op de wijze, als genoemd in het derde lid
art. 3 sub. c, werken per uur
a voor de eerste twee uren buiten de in den werk-
rooster aangegeven uren 25 pCt. boven het l/eo van
het gewone loon;
b voor de op de onder a genoemde uren volgende twee
uren 50 pCt. boven het Yso van het gewone loon;
c voor werk op Zondag of op de in art. 20 genoemde
feestdagen 100 pCt. boven het x/ea van het gewone loon.
(3). Yoor zoover de onder a van het vorige Iid ge-
noemde uren in den nacht vallen, wordt ook voor die
uren 100 pCt. boven het van het gewone loon be-
taald. Worden overuren voorafgegaan of gevolgd door
een rusttijd, welke geheel of gedeeltelijk valt in den
gewonen werktijd, dan wordt het loon voor de in dezen
werktijd vallende rusturen van dat voor de overuren
afgetrokken, echter voor niet meer rusturen dan het