21 MEI 1912.
22
(2). De jeugdige werkman, die het bewijs van (zjjne
Iaatste) aanneming, bedoeld in art. 10. heeft ontvangen en
de voorloopig aangestelde werkman moet, wanneer hij
den dienst wenscht te verlaten, ten minste 14 dagen
vooraf daarvan schriftelijk kennis geven aan het hoofd
van den dienst. De losse werkman, die het bewijs van
(zijne laatste) aanneming, bedoeld in art. 10 heeft ont-
vangen moet, wanneer hij den dienst wenscht te verlaten,
tenminste één week vooraf daarvan schriftelijk kennis
geven aan het hoofd van den dienst. Yan het ontslag
wordt op hot bewijs van aanneming of aanstelling mel-
ding gemaakt.
(3). De werkman, die voor het tijdstip, waarop volgens
het eerste of het tweede lid van dit artikel zijn dienst
een einde zal nemen, niet te werk komt, of wel zonder
ontslag te hebben aangevraagd, buiten het geval van
ziekte of verlof, gedurende drie achtereenvolgende werk-
dagen van het werk wegblijft, kan wegens willekeurige
verbreking zijner dienstbetrekking zonder inachtneming
van de opzeggingstermijnen bedoeld in art. 35 en 36
worden ontslagen.
(4). Dit ontslag doet voorstellen tot het opleggen van
straf, die reeds volgens art. 43 zijn ingediend, vervallen.
Het wordt niet eervol verleend.
Art. 35.
(1). De losse en de jeugdige werkman, die het be-
wijs van (zijne laatste) aanneming, bedoeld in art. 10,
nog niet heeft ontvangen, kan ten allen tijde zonder op-
zeggingstermijn worden ontslagen.
(2). De jeugdige werkman, die het in het vorige lid
genoemde bewijs heeft ontvangen en de voorloopig aan-
gesteld werkman kan ten allen tijde worden ontslagen,
mits hem daarvan ten minste 14 dagen vooraf schriftelijk
kennis is gegeven. De losse werkman, die het in het