21 MEI 1912.
23
vorig lid genoemde bewijs heeft ontvangen kan ten allen
tijde worden ontslagen, mist hem daarvan ten minste
één week vooraf schriftelijk kennis is gegeven.
(3). Het ontslag, in het tweede lid bedoeld, wordt niet
opgeschort door ziekte, intredende nadat de dienst is
opgezegd. De opzeggingstermijn behoeft niet te worden
in acht genomen, wanneer het ontslag wordt gegeven
om een der redenen, genoemd in art. 42.
Art. 36.
(1). De vaste werkman kan door Burgemeester en
Wethouders, zonder dat door hem een verzoek om ont-
slag is ingediend, behalve in de gevallen bedoeld în het
derde lid van art. 34, in art. 41, 4° en in art. 44, met
een opzeggingstermijn van vier weken worden ontslagen
wegens ongeschiktheid voor den dienst, of wanneer ver-
inindering der werkzaamheden, waarvoor hij is aange-
steld, daartoe aanleiding geeft. Het ontslag wordt eervol
verleend.
(2). Nadat de dienstbetrekking is opgezegd en vôôr
den afloop van den opzeggingstermijn heeft de in het
vorige lid bedoelde werkman het recht, zijne belangen
voor het hoofd van den dienst en desgewenscht voor den
Burgemeester voor te dragen.
(3). Burgemeester en Wethouders, resp het hoofd van
den dienst, zijn bevoegd, het ontslag, bedoeld in dit ar-
tikel resp. in het tweede lid van het vorige artikel te
doen ingaan voér den afloop van den opzeggingsteimijn
mits den werkman gedurende zooveel tijd als aan dien
termijn ontbroken heeft, het gewone loon worde uitge-
keerd.
(4). Aan den werkman wordt bij elk ontslag volgens
dit artikel na het einde van den opzeggingstermijn nog
gedurende zooveel weken, als hij op dat tijdstip volle
jaren in onafgebroken dienstbetrekking tot de Gemeente