21 MEI 1912.
2
sîere voorschriften voor een tak van dienst moet voor
alle werklieden van dien diensttak ter lezing aanwezig
zijn op de door het hoofd van den dienst aan te wijzen
plaats.
Indeeling der Werklieden.
Art. 3.
(1). De werklieden worden onderseheiden in r
I Yaste werklieden;
II Yoorloopig aangestelde werklieden;
III Losse werklieden;
IY Jeugdige werklieden.
(2). Yaste werklieden zijn de werklieden, wier ontslag
alleen kan geschieden wegens een der in de artt. 34,
36, 41 en 44 genoemde redenen;
Yoorloopig aangestelde werklieden, zijn werklieden,
aan wie het vooruitzicht is geopend, later als vast werk-
man te worden aangesteld;
Losse werklieden zijn werklieden, die voor tijdelijken
dienst zijn aangenomen
Jeugdige werklieden zijn werklieden, die nog niet als
volle werkkrachten kunnen worden beschouwd.
(3). De vaste en voorloopig aangestelde werklieden
worden aangesteld, hetzij
a. om gedurende het geheele jaar den wekelijkschen
werktijd te arbeiden;
hetzijom, op de wijze als in de bijzondere voorschrif-
ten voor elken diensttak geregeld is, öf
b. gedurende kortere of langere tijdperken van elk jaar
den wekelijkschen werktijd te arbeiden, öf wel
c. enkele dagen per week of per maand of enkele uren
per dag werkzaamheden te verrichten.
(4). Losse werklieden kunnen ook worden aangeno-
men, hetzij om den wekelijkschen werktijd te arbeiden,
hetzij om op de wijze, in het vorig lid sub e genoemd,
werkzaamheden te verrichten.