28 Augustus 1912.
4
Het reservefonds wordt, te beginnen met 1912, als
een apart fonds beheerd, zoodat voortaan daarvan
de rente vergoeding afzonderlijk zal vvorden verant-
woor d.
Ook meent Spreker dat er geen bezwaar is tegen
het voorstel der Financieele Commissie, dat als da-
tum voor ingang der r^nte van de nog niet afgedra-
gen winst der Bedrijven wordt bepaald 1 April na
afloop van het dienstjaar.
De Raad kan zich zonder hoofdelijke stemming
hiermede vereenigen.
De Heer Mr. Van Tienhoven vraagt, of dit reser-
vefonds speciaal voor de Gasfabriek is bestemd.
De Voorzitter zegt, dat volgens de verordening op
de bedrijven een reservefonds wordt gevormd. dat
als Gemeente-Kapitaal beheerd wordt. Het zou kun-
nen geïncasseerd worden en op andere wijze belegd,
doch de belegging kan niet beter geschieden dan
bij de Gasfabriek.
Het dient om daaruit de uitkeering aan de gemeen-
te te doen, waarop bij het opmaken der Gemeente-
Begrooting reeds is gerekend, wanneer de Gasfabriek
geen of niet voldoende winst afwerpt. Het is gelijk
aan het reservefonds bij eene Naamlooze Vennoot-
schap, om daaruit, bij niet voldoende winst, het divi-
dend uit te betalen.
De heer Mr Van Tienhoven zegt, dat wanneer
men consequent doorredeneerde, de rente feitelijk bij
het fonds moesî worden gevoegd.
De Voorzitter antwoordt, dat dit volgens de bedrijfs-
verordening echter niet behoeft te geschieden.
De heer Mr. Van Tienhoven merkt op, dat het be-
heer over het fonds aan Burgemeester en Wethou-
ders is overgelaten en dezen dus de rente bij het
fonds zouden kunnen voegen.
De Voorzitter zegt, dat zij dit niet noodig oordeelen.
De heer Mr. Van Tienhoven meent, dat de reserve-
fondsen van Gasfabriek en Waterleiding wel bijeen
gevoegd kunnen worden, waarop de Voorzitter ant-
woordt, dat dit wel mogelijk is maar dat het toch
afzonderlijke fondsen blijven.
De heer Mr Van Tienhoven zegt, dat bij een tekort
van de Waterleiding, de Gasfabriek nu bij zou moe-
ten springen.
De Voorzitter zegt, dat de fondsen bestemd zijn
