30 October 1913.
26
Alleen in den nacht van Zondag op Maandag bran-
den genoemde booglampen niet.
Een petroleumlantaarn aan het begin van het pad
(bij de Pijlslaan zou niet voldoende helpen. Wellicht
zou die juist te recht van den wal in de sloot helpen,
daar de vaart bochtig is, en men zich richtende op
het licht van de lantaarn, te water zou geraken.
De heer Tromp merkt op, dat door het plaatsen
van een lantaarn zijns inziens geen gevaar is te duch-
ten, dat men in de bocht van den weg af zal raken,
wanneer men op die lantaarn zijn richting neemt.
De Voorzitter handhaaft zijn tegenovergestelde mee-
ningen. De heer Honig zegt, dat hij dit zelf bij onder-
vinding heeft; op het licht van eenjlantaarn afrijdende, is
spreker in een droge sloot terecht gekomen.
Rondvraag Bij de rondvraag stelt de heer Van Meeuwen voor
Klacht aan Directie der N. Z. H. Trammaatschappij te ver-
zoeken de wagens in beteren toestand te brengen, bij
a eriaa jec]ere bocht schier vliegen de deuren open, de wagens
N. Z H, 12jen er schandalig uit en liggen van binnen vo! stof.
Wanneer de gemeente dit verzocht, zou het mis-
schien iets uit kunnen werken.
De Voorzitter vraagt of de heer van Meeuwen er
een officieele klacht van Burgemeester en Wethouders
van wenscht te maken. Dit zal moeilijk zijn, wanneer
Burgemeester en Wethouders zelf de zaak niet eerst
onderzoeken.
Spreker herinnert er nog aan, dat er onderhande-
lingen gevoerd worden over het tot stand brengen
van een electrische tram.
De heer van Meeuwen merkt op, dat dan toch van-
af het Wilhelminaplein de toestand hetzelfde zou blij-
ven. De klacht is algemeen.
De Voorzitter vindt, dat de heer Van Meeuwen het
zelf moet mededeelen Spreker gelooff, dat dit wel
evenveel zou helpen, dan wanneer Burgemëester en
Wethouders het doen, die het zelf niet ondervonden
hebben.
Ze kunnen dan alleen schrijven, dat de heer Van
Meeuwen het in den Raad heeft medegedeeld.
De heer Dr. Droog meent, dat het feit, dat de zaak
hier ter sprake gebracht is, voor de Maatschappij mis-
schien reeds een reden zal zijn den toestand te ver-
beteren.
De heer Van Meeuwen gelooft, dat een klacht door