23 December 1913.
2
Artikel 1.
De aanneemster is verplicht op den tijd haar door
of namens Burgemeester en Wethouders aangewezen
met het vervoer aan te vangen en daarmede geregeld
door te gaan telkens zoolang tot dat het haar opge-
dragen vervoer heeft plaats gehad.
Art. 2.
In den regel zal het vervoer kunnen plaats hebben
met één wagen en één paard, doch wanneer Burge-
meester en Wethouders zulks verlangen, moet tege-
lijk met twee of meer wagens en paarden gewerkt
worden.
Art. 3.
De puin en de grint zullen in den regel van de
losplaats bij den Meerweg aan de Ringvaart en de
grint bovendien van een opslagplaats aan de Prinsen-
laan vervoerd moeten worden, doch Burgemeester en
Wethouders behouden zich het recht voor om het
vervoer van andere plaatsen in de gemeente te ge-
lasten.
Art. 4.
Wanneer Burgemeester en Wethouders meenen, dat
de door de aanneemster aangestelde voerlieden of de
door haar gebezigde wagens of paarden niet geschikt
zijn, zal de aanneemster verplicht zijn, zonder dat
Burgemeester en Wethouders redenen behoeven op
te geven, ten hunnen genoegen daarvoor andere voer-
lieden, wagens of paarden in de plaats te stellen.
Art. 5.
Het vervoer zal berekend worden per vervoerden
M3 of per dag ter keuze van Burgemeester en Wet-
houders.
Als het vervoer per dag gerekend wordt, dan zal
de aanneemster werkzaam moeten zijn als volgt
ln de maanden Januari, Februari, November en De-
cember van voormiddags 7£ tot namiddags 4l;2 uur,
met 1 uur schaftijd in de maanden Maart, April, Sep-
tember en October van voormiddags 6£ tot namiddags
6 uur, met 1£ uur schafttijd in de maanden Mei,
Juni, Juli en Augustus van voormiddags 6 tot namid-
dags 7 uur, met 2 uur schafttijd.