30 December 1914.
7
de oogst slecht is geweest, deze nu is altijd aan
weersgesteldheid onderhevig, zoodat hij hiervoor niet
meer gevoelt. u
De heer Waller verklaart, dat hij het met den heer
Honig eigenlijk volkomen eens is, doch voegt daar-
aan toe, dat Burgemeester en Wethouders alleen in
staat zijn te beoordeelen of Verdonschot werkelijk
groote winstderving heeft gehad, en indien dat het
peval is, dan is dit een verzachtende omstandigheid.
welke voor het tweede geval niet bestaat.
Hij vraagt of inzage van de boeken is verstrekt
ln principe verklaart hij zich tegen beide voorstellen.
De Voorzitter rnerkt op dat het principe van tege-
moetkoming in den Raad meer is doorgevoerd, b.v.
voor personen die gras gepacht hadden en in een
zeer riroog jaar bijna geen opbrengst hadden.
Uit den verkoop van bonnen blijkt dat Verdonschot
een slecht jaar heeft gehad.
De heer Honig zegt. dat de kastelein verleden jaar
toch een heel dik jaar heeft gehad.
De heer Mr van Tienhoven betoogt. dat waar de
oorlog hier oorzaak is geweest, dat aan de verdien-
sten in de mooie maanden de pas is afgesneden. er
meer reden bestaat dit toe te staan dan het volgende
waar alleen natuuromstandigheden oorzaak zijn.
De Voorzitter deelt mede, dat het 2e voorstel een
ander geval is en niet in verband staat met de mobi-
lisatie. De oogst was veei minder dan verwacht was.
Verleden jaar heeft de tuin aan vruchten f 500—
opgebracht, dit jaar bedroeg dit nog geen f 10°
Wanneer evenwel voor 5 jaren wordt gepacht, be-
hoort men zich als verstandig man daarnaar te rege-
len, maar de pachter heeft het blijkbaar veel te mooi
ingezien. De informatiën naar hem waren niet ongun-
stig, doch nu is gebleken, dat het de man niet is
voo'r den tuin, hij is arm geworden en het ontbreekt
hem aan de middelen om den tuin flink aan te pakken.
Het is dan ook in t belang van de gemeente, dat
hij geen pachter blijft Dit is dus een heel ander ge-
val, daar het hier beter is, dat de pacht ophoudt, de
borgen zouden anders 5 jaar lang nog moeten betalen.
Een en ander is cok besproken met die borgen.
Spreker vervolgt dat ook de gemeente een hart
moet hebben en dat meer reden bestaat voor het toe-
staan aan de tweede dan van de eerste vermindering