25 Februari 1915.
4
12. Echter behoud de pachter het recht, mits zich
daartoe verklarende vöör 1 Juii 1919 om deze pacht
voort te zetten tot 31 December 1924.
Art. 8. Wijze van gebruik.
De pachter zal het gepachte mogen gebruiken als
moestuin, boomgaard en bloembollengrond.
Hij mag de daarop thans aanwezige boomen en
struiken niet verwijderen, of andere blijvende boomen
en struiken planten dan met toestemming van Burge-
meester en Wethouders.
De gemeente behoudt de beschikking over de vol-
gende boomen en struiken
In den boomgaard Japansche bottelrozen.
in den moestuin alle groenblijvende heesters, het
Japansche riet met twee rijen daar onmiddellijk langs
geplante vruchtboomen, waarvan de pachter, zoolang
zij er staan, de vruchten mag oogsten, en de tiemen.
Schuttingen met uitzondering van die rondom de
perceelen en andere op het gepachte staande ge-
timmerten mag de pachter opruimen en tot zich trek-
ken met uitzondering van het vlechtdraad om en bo-
ven de kersen en bessenboomgaarden.
Wenscht de pachter die beiden of een van beiden
opgeruimd te zien, dan zal van gemeentewege het
vlechtdraad van den op te ruimen boomgaard worden
afgenomen, hetwelk eigendom der gemeente blijft.
Schuttingen en getimmerten aan het begin van het
laatste huurjaar op het gepachte staande mogen door
den eigenaar niet meer opgeruimd worden en deze
worden na het eindigen van den huurtijd onmiddellijk
eigendom van de gemeente, tenzij daaromtrent voor
de daarstelling anders met Burgemeester en Wethou-
ders is overeengekomen.
Art. 9. Voortzetting van het gebtuik.
De pachter zal ook na het eindigen van de huur
het recht hebben om de daarop geplante bloembollen
en aanverwante gewassen te laten staan, tot die rijp
zijn, en in staat om gerooid te worden, doch voor
niet meer dan de helft van de geheele oppervlakte
van het gehuurde en in elk geval niet langer dan tot