29 Maart 1916.
3.
Vereeniging voor Bloembollencultuur, eene Commissie
te vormen met het doel stappen te doen ter vcrkrij-
ging eener electrische tramverbinding voor de bloem-
bollensîreek. In Uwe vergadering van 30 November
d a v. werden tot Uden der bedoelde Commissie be-
noemd de heeren J. Preijde Gzn. en Dr. E. A. M.
Droog, terwijl later nog als hun plaatsvervanger werd
aangewezen dc heer W. C. van Meeuwen. Bij het
door deze Commissie ingestelde onderzoek is geble-
ken, dat eene electrische tramlijn Leiden-Haarlem voor-
loopig nog tot de vrome wenschen zal blijven behooren.
Op 17 ^Januari 1910 werd door Burgemeester en
Wethouders van Heemstede een adres gericht aan
den Raad der gemeente Haarlem, om bij de electri
sche tram door die gemeente van het Stationsplein
door de Groote Houtstraat naar den Hout eene spoor-
breedte van 1.435 Meter voor te schrijven, omdat op
de lijn Haarlem-Leiden gelijke spoorbreedte zal komen
en zoo mettertijd goede aansluiting kan worden ver-
kregen.
Bij brief van 9 April 1910 werd ten antwoord ont-
vangen, dat de genoemde spoorbreedte was voorge-
schreven
Uit eene op 3 Juni 1909 opengcstelde inschrijvmg
bij de Heeren Van Loon en Co. te Amsterdam op
f 3 250.000,— aan 4-J pCt. obligatiën der N. Z. H.
Trarr.weg Maatschappij was intusschen gebleken. dat
het in de bedoeling dier Maatschappij lag d:e gelden
o.a. te bestemmen voor de electrificatie van het ge-
deelte Haarlem-Heemstede en nog niet voor de lijn
Haarlem-Leiden.
In herhaalde besprekingen met het Bestuur van de
Noord- Zuid- Hollandsche- Tramweg Maatschappij is
sedert door den Burgemeester aangedrongen om
ten minste de spoedige totstandkoming van dit voor-
loopig bereikbare te willen bevorderen.
Als resultaat hiervan werd bij brief van 14 Novem-
ber 1910 door Burgemeester en Wethouders een plan
van aanleg van de electrische tram binnen deze ge-
meente van de grens van Haarlem langs den Binnen-
weg tot het Wilhelminaplein cntvangen. Het was toen
de bedoeling der Maatschappij, dat door Heemstede
met Haarlem in verband met dit plan over de aan-
sluiting aan het Haarlemsche net en de richting bij