29 Maart 1916.
5.
1kt Met de medewerking van betrokken lichamen
wer'd, zooals later bleek, ook bedoeld de medewerking
van de Maatschappijen Haarlemmerhoutpark en Zui-
derhout, omdat Haarlem bezwaar had tegen de rich-
ting van de Dreef recht door den Hout. Van deze
richting verklaarde zich een der leden onzer Com-
missie^een groot voorstander en dit iid heeft daarvan
herhaaldelijk, o a. op eene conferentie van onze Com-
missie met Burgemeester en Wethouders van Haarlem
op 19 November 1914, de wenschelijkheid op ver-
schillende gronden uiteengezet.
Door de Maatschaijpij was ook de indienmg van
nieuwe plannen toegezegd. maar zij wenschte eerst
met Haarlemmerhoutpark en Zuiderhout eene over-
komst van medewerkir.g te hebben getrofien. Bij brief
van 14 December 1912 kwam het nieuwe plan in,
hetwelk voorloopig werd behandeld in onze vergade-
ring van 30 December 1912. In die vergadering werd
bij meerderheid van stemmen besloten aan Burge-
meester en Wethouders te adviseeren, om het lnge-
nieursbureau voor ElectroTechnische Adviezen
Nagtglas Versteeg en Verdam als adviseur aan te
stellen. Nadat deze aanstelling had plaats gehad, is coor
onze Commissie met dat Bureau behandeld het in te ne-
men standpunt tegenover de Maatschappij, die in ge-
noemden brief van 30 December 1913, mededeelt te
meenen, te meer daar de thans gekozen richtmg door
Haarlemmerhoutpark en Zuiderhout uit een bedrijfs-
oogpunt nadeeliger is te achten dan de oorspronke-
lijke gedachte richting recht door den Hout. van de
gemeente eene geldelijke bijdrage te tnogen en te
moeten vragen in den vorm van deelneming voor
f 70.000.in het Maatschappelijk kapitaal harer on-
derneming. c
Algemeen was onze Commissie van meenmg, dat
niet kon worden aangeraden deeiname door de ge-
meente in het kapitaal'der Maatschappij, die nog zoo-
vele andere belangen heeft dan het exploiteeren van
het baanvak Heemstede—Haarlem en die bovendien
staat onder eene andere Maatschappij, welke natuur-
lijk ook op andere belangen te letten heeft dan spe-
ciaal op de Heemsteedsche. Het Ingenieursbureau ging
hiermede geheel accoord en meende, dat de gemeente
hoogstens voor hare rekening zou kunnen nemen een
gedeelte der aanlegkosten, waarbij de gemeente als