29 Maart 1916.
7.
2o De gemeente Heemstede draagt de kosten van
de eventueel door heeren ûedeputeerde Staten of het
Rijk voor te schrijven wegverbreedingen, zoowel die
van grondaankoop als van de bestratingsmaterialen
3o De gerneente Heemstede draagt de kosten van
de eventueel door haar wenschelijk geacht wordende
wijzigingen aan alle in den grond aanwezige buis- en
andere leidingen.
Nadat over een en ander ook de adviseurs waren
geraadpleegd en met hen was vergaderd, werd over-
eenkomstig ons advies op 20 Augustus 1914 door
Burgemeester en Wethouders, onder bijvoeging van
een tegenvoorstel omtrent wijzigingen in de ontwerp-
vergunning, aan de Maatschappij geantwoord, dat eerst
en wel te meer, daar de tijdsomstandigheden voor-
zichtigheid eischen ten opzichte van de gemeente îi-
nanciën, zou moeten begroot worden de geldswaarde
van de offers, die de Maatschappij van de gemeente
zou willen vorderen.
Immers bij brief van 5 Augustus 1914 had de
Maatschappij gezonden een gewijzigd plan der lijn,
welke wijziging noodig was geworden in verband met
bekend geworden zwaardere eischen, welke van over-
heidswege gesteld zouden worden in het belang van
het gewone verkeer en daaruit zouden dan vanzelf
weer zwaardere ot'fers voor de gemeente voortvloeien.
De Maatschappij was intusschen nog volstrekt niet
gevorderd in hare onderhandelingen met de gemeente
Haarlem over de aansluiting aan de lijn naar Heem-
stede en de richting bij den Hout. Er zou echter ee-
nige voortgang komen, Door de Maatschappij was
ook het verzoek gedaan aan den Minister van Wa-
terstaat om concessie voor den aanleg en de exploi-
tatie van een electrischen spoorweg van Haarlem naar
Heemstede. Dit verzoek, hetwelk door den Voorzitter
van G.edeputeerde Statvn aan Haarlem om advies was
gezonden, gaf aan Burgemeester en Wethouders dier
gemeente aanleiding, om eene samenkomst in over-
weging te geven ter verkrijging van eene aan alle
belanghebbenden zooveel mogelijk bevredigende op-
lossing. De samenkomst had plaats op 19 November
1914 ten Raadhuize te Haarlem en de meerderheid
onzer Commissie stelde zich daar op het standpunt,
dat de richting door den Hout eigenlijk de zaak van
Haarlem is. Verder betoogde onze Commissie dat de